Een chirurg loopt geïrriteerd weg als een jonge collega niet snel genoeg zijn aanwijzingen opvolgt. Het is het voorbeeld uit de eerste video van de recent gelanceerde campagne #vaniknaarwij, waarmee artsen van zorgcollectief VvAA collega’s oproepen om de archaïsche hiërarchie te doorbreken en respectvoller samen te werken. Vier Amsterdamse coassistenten vertellen hoe zij de hiërarchie ervaren.
‘Tijdens de opleiding word je er al op voorbereid. We kregen bijvoorbeeld trainingen met acteurs die als arts ongepaste opmerkingen maakten. Bij mij kwam de ‘arts’ binnenlopen en die zei: ‘heb je de borsten van die patiënt gezien? Waarom heb je daar niet naar gekeken? Die van jou mogen er ook zijn.’’
Een scène gebaseerd op een waargebeurd voorval, vertelt Sara* (27), geneeskundestudent aan de Vrije Universiteit (VU). Studenten reflecteerden vervolgens met een medisch psycholoog op hun reactie. Sara: ‘Aan de ene kant is het natuurlijk schrijnend dat het nodig is, maar aan de andere kant is het goed dat we die training krijgen.’ Gelukkig heeft Sara de geleerde lessen nog niet in de praktijk hoeven brengen; ze loopt met veel plezier haar coschappen. Van de problematische hiërarchische cultuur waar de campagne zich tegen keert, merkt ze ‘gelukkig nog niet veel’.
Horrorverhalen
Ook Maaike* (23), die geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam studeert, was op het ergste voorbereid: ‘Je hoort toch veel horrorverhalen van mensen, over het ongemak van een coassistent zijn. Over de hiërarchie of dat je wel eens uitgekafferd wordt.’ Tot nu toe valt haar dat in de praktijk alleszins mee. ‘Er zijn juist best wel wat artsen en specialisten die het superleuk vinden om je dingen te leren.’
Maar helemaal verleden tijd zijn de horrorverhalen nog niet. ‘Er gebeuren nog wel echt dingen waarvan je echt denkt, what the fuck? In mijn mentorgroep was er bijvoorbeeld een groep coassistenten die op een bepaalde afdeling niet met de rest mee mocht lunchen, maar in een aparte kamer moest zitten. En bij een andere klasgenoot noemden de artsen het overlegmoment over de coassistenten het ‘roddelmoment’. Ik vind dat heel erg gek: ik zou dat nooit doen bij mensen die ik opleid.’
.
‘Heb je een telefoon met Google? Dan kun je het zelf opzoeken’
Heb je Google?
‘Ik ben niet heel bang om vragen te stellen en ik heb tot nu toe niet echt hele nare ervaringen gehad,’ vertelt ook Sophie* (29) van de VU. Wel merkt ze dat sommige artsen weinig omkijken naar de coassistenten. ‘Ik vroeg een keer iets en kreeg als antwoord: ‘Heb je een telefoon met Google? Dan kun je het zelf opzoeken.’ Maar ik vatte het niet persoonlijk op. Ik dacht: volgens mij vind je je baan niet leuk meer en moet je gewoon stoppen met werken.’
Mark* (24) zit in het tweede jaar van zijn coschappen bij de VU en schetst eenzelfde beeld: ‘Je wordt de hele bachelor klaargestoomd met: de chirurgen zijn allemaal verschrikkelijk en de neurologen zijn heel aardig. Maar ik heb daar echt niks van gemerkt. Binnen elk specialisme heb je mensen die superaardig en heel benaderbaar zijn en mensen die dat niet zijn.’ De hiërarchische cultuur beleeft hij persoonlijk niet als problematisch: ‘Het is wel duidelijk dat je als coassistent niet zoveel te zeggen hebt, maar ik heb het idee dat er over het algemeen naar mij geluisterd wordt.’
.
‘Zonder jullie meldingen gaat er niets veranderen’
Bespreekbaar maken
Zowel de universiteiten als de ziekenhuizen werken eraan om grensoverschrijdend gedrag bespreekbaar te maken, zien Sara en Maaike. Artsen en docenten wijzen op vertrouwenspersonen en meldpunten waar je terechtkunt. Sara: ‘Ze benadrukken dat echt, ze zeggen: ‘zonder jullie meldingen gaat er niets veranderen’.’ Onderling drukken coassistenten en artsen in opleiding elkaar ook op het hart ongepast gedrag te melden, vertelt Sara. ‘Dat gaat vooral om kleinerende opmerkingen.’
Mark zegt dat artsen inzien dat de huidige cultuur moet veranderen. ‘Vorige week werden er op de operatiekamer verhalen uit de oude doos opgehaald door artsen. ‘Toen ik coassistent was, ging het er zus en zo aan toe, maar dat kan tegenwoordig niet meer.’ Ze beseffen dat dat niet normaal was. Maar ik denk dat we er nog niet helemaal zijn.’
*Namen van de geïnterviewden zijn vanwege hun privacy gefingeerd. De echte, volledige namen zijn bij de redactie bekend.