Stadsarcheoloog Thijs Terhorst: ‘Wij leggen vast wat er gaat verdwijnen’

Een eeuwenoud dobbelsteentje, wandtegeltjes en een zoutvaatje: het zijn enkele resten van de 17e-eeuwse herberg De Rode Leeuw die stadsarcheologen recent opgroeven. Op de Sloterweg, aan de rand van Amsterdam, worden de vondsten nu tentoongesteld. Stadsarcheoloog Thijs Terhorst (38) presenteerde het onderzoek op 23 januari aan het publiek. ‘Aan de tragiek van het vak ben ik wel gewend.’

Hoe vind je het om het onderzoek zo aan geïnteresseerden te kunnen laten zien? 
Terhorst: ‘Ik vind het heel leuk, ik vind het een belangrijk onderdeel van het vak. In plaats van dat het allemaal in een rapport in de kast verdwijnt, of dat je alleen een lezing houdt voor andere archeologen, is het heel leuk dat we nu naar de locals toegaan om het verhaal te vertellen.’

Thijs Terhorst. Foto: Isabell Janssen

Wat doet een stadsarcheoloog precies?
‘Ik graaf op in de hele gemeente Amsterdam. Iedere gemeente is verplicht om voor zijn archeologisch erfgoed te zorgen. De grotere gemeenten hebben vaak hun eigen archeologische dienst, wij zijn met een man of tien.’

Wanneer gaan jullie een plaats onderzoeken?
‘Archeologie is helemaal ingebed in het vergunningsstelsel, in de bestemmingsplannen. Er is op een kaart vastgelegd wat de waardevolle gebieden zijn. Daar zijn dan weer regels aan verbonden, dus je mag tot een bepaalde diepte ergens vrijuit graven. Ga je daar overheen, dan gaan onze archeologische onderzoeken lopen.’

Zijn jullie bij de opgravingen van de herberg De Rode Leeuw onverwachte dingen tegengekomen?
‘Qua binnenindeling van de gebouwen was er niet heel veel meer bewaard. Maar in de westelijke gebouwen, waar nog een deel van de zandvloer aanwezig was, kon je met de gevonden resten echt het herbergleven aanduiden. We vonden pijpen, een zoutvaatje, een hoornen dobbelsteen. Dat had ik niet per se verwacht, dat het zo’n mooie voltreffer zou zijn. Je hebt van tevoren in je hoofd wat je kan verwachten, maar als je dan daadwerkelijk zoiets tastbaars tegenkomt, is dat heel leuk.’

Bij de opening van de tentoonstelling aan de Sloterweg. Foto: Marit Verbeek

Wat is je favoriete vondst van de herberg?
‘Het dobbelsteentje. Ik had hem te pakken uit het zand en ik dacht, die is zo mooi, meteen een goeie foto maken. Ik wil niet de hele opgraving reduceren tot één vondst, maar ik vond dat wel een klein hoogtepunt.’

Wat vertellen de opgravingen over het leven in Amsterdam rond 1600? 
‘Je ziet vooral welke spullen er gebruikt werden. In de stad, of in dit geval in het buitengebied. En je ziet dat dat redelijk vergelijkbaar is. De spullen die we hier in de afvalput hebben gevonden bijvoorbeeld, zijn redelijk doorsnee voor wat je in het midden van de 17e eeuw in Amsterdam tegenkomt. Maar je ziet wel kleine verschillen; er zitten bijvoorbeeld minder spullen van echt ver weg tussen. En je ziet dat men veel creatiever omging met hergebruik van materialen, omdat er waarschijnlijk minder voorhanden was. Bijvoorbeeld bij de bouw van de herberg werd steeds weer oud materiaal hergebruikt.’

Het dobbelsteentje uit de zandvloer rond de haard. | Foto: Monumenten en Archeologie.

Is dat ook het doel van de opgravingen, meer inzicht krijgen in de geschiedenis? 
‘Het doel is strikt genomen om vast te leggen wat er verdwijnt. Deze opgraaflocatie werd bedreigd door nieuwbouw, maar je weet dat het een historische locatie is met een hoge archeologische waarde. Dus dan proberen we dat allemaal zo vast te leggen dat het voor toekomstige onderzoekers nog steeds toegankelijk is. Maar natuurlijk stel je ook vragen in het veld. Dat ging nu over de ontwikkeling van het herbergterrein, maar ook over het herbergleven, welke sporen dat heeft nagelaten in de materiële cultuur – de spulletjes.’

Vind je het niet jammer dat er daarna nieuwbouw bovenop komt?
‘Niet per se. Ik vind het ergens wel jammer dat langzaamaan al die oude gebouwtjes langs de Sloterweg één voor één verdwijnen. Maar als archeoloog weet ik dat wij vastleggen wat er gaat verdwijnen – aan die tragiek van het vak ben ik ook wel gewend. Zo gaat het bijna altijd, tenzij je echt iets hebt wat beschermd moet worden.’

De tentoonstelling is tot en met 6 februari te zien in verschillende vensterbanken aan de Sloterweg, op de nummers 1210, 1223 en 1226.