Ongelijkheid in politieke participatie is wijdverspreid in Amsterdam. Dat blijkt uit een zojuist verschenen rapport opgesteld door de gemeente Amsterdam, genaamd Ondervertegenwoordigd Amsterdam. Politieke ondervertegenwoordiging houdt in dat mensen ervoor kiezen niet te stemmen, waardoor hun politieke stem niet gerepresenteerd wordt. Voornamelijk jongeren, Amsterdammers uit de randen van de stad, lager opgeleiden en mensen met een migratieachtergrond voelen zich niet gehoord door de gemeenteraad en hebben mede daardoor minder vertrouwen in de politiek.
Niet-stemmers
In opdracht van de Gemeente Amsterdam is er in 2024 onderzoek gedaan naar de achtergrond van politieke ondervertegenwoordigde Amsterdammers. Het onderzoek richtte zich op het achterhalen van de achtergrond van deze niet-stemmers. Uit het rapport komt naar voren dat Amsterdammers die niet doen aan landelijke of gemeentelijke stemmingen gemiddeld genomen een laag opgeleid zijn, een laag welvaartsniveau hebben, onder de 30 jaar oud zijn en migratieachtergrond hebben. Volgens het rapport hebben zij weinig vertrouwen in de politiek, mede omdat zij zich niet gehoord voelen. Dit draagt bij aan het niet participeren in de politiek.
In onderstaande grafiek valt te zien dat voornamelijk Amsterdammers van 55 jaar of ouder, ongeacht opleidingsniveau, meer geneigd zijn om te stemmen. Dit staat in sterk contrast met jongeren met een lager opleidingsniveau, waarvan iets meer dan de helft aangeeft zeker te gaan stemmen.
Ongelijkheid in politieke participatie hangt niet alleen samen met sociaaleconomische en demografische verschillen, maar ook met geografische verschillen. Politiek ondervertegenwoordigde Amsterdammers wonen namelijk veelal aan de randen van de stad. In Nieuw-West, Noord en Zuidoost wordt er bijvoorbeeld minder vaak gestemd dan in de stadsdelen Centrum, Zuid en West.
Representatie in de gemeenteraad
Wat opvalt in het rapport is de reactie van Amsterdammers op de vraag ‘worden de belangen van mensen zoals ik in de Amsterdamse gemeenteraad goed vertegenwoordigd’? Zo blijkt dat bijna 40 procent van de bezorgde niet-stemmers, tegenover 30 procent van het gemiddelde in Amsterdam, het (totaal) niet eens is met de stelling. Deze groep is dus van mening is dat diens belangen en mensen zoals hen niet goed vertegenwoordigd worden in de Amsterdamse gemeente.
‘Je kunt je mening geven, maar als het puntje bij paaltje komt, doen ze toch wat ze zelf willen’
Tevens denkt ongeveer 40 procent van de bezorgde niet-stemmers dat raadsleden en wethouders niet geven om wat mensen zoals zij denken, tegenover 22 procent van de Amsterdammers die wel naar de stembus gaat. Zo zegt één ondervraagde in het onderzoek dat de gemeente doet alsof zij geïnteresseerd is in hun mening, maar dat dat in de praktijk geen verschil maakt: ‘Je kunt je mening geven, maar als het puntje bij het paaltje komt, doen ze toch wat ze zelf willen.’ Een respondent uit Tuindorp Buiksloot beaamt dit en snapt dat mensen geen vertrouwen meer hebben in de gemeente: ‘Ze hebben de buurt enorm zien veranderen en voelen zich niet gehoord.’
Inwoners die zich niet vertegenwoordigd voelen, vinden vaker dan gemiddeld dat het de verkeerde kant op gaat met de stad. Dit geldt voornamelijk voor Amsterdammers die ooit eens discriminatie hebben ervaren en een basis- of mbo-opleiding en of een laag inkomen hebben. Ook niet-stemmende Amsterdamse jongeren, Amsterdammers met een basis- of mbo-opleiding en Amsterdammers met een migratieachtergrond delen het gevoel dat de politiek niet naar hen luistert en hen in de steek laat.
Volgens het rapport versterkt dit het gevoel van weinig betrokkenheid en desinteresse in de lokale politiek, wat maakt dat deze Amsterdammers zich achtergesteld en niet gehoord voelen.
‘We verliezen Amsterdammers uit het oog’
In een brief aan de gemeenteraad uit burgemeester Halsema haar zorgen over deze niet-stemmers: ‘Deze verwijdering maakt kwetsbaar. We verliezen Amsterdammers uit het oog die ondersteuning van de overheid goed kunnen gebruiken, bijvoorbeeld bij gezondheids- of geldproblemen. En wanneer we een groep Amsterdammers structureel niet horen en zien, lukt het ons minder goed om een goede belangenafweging en effectief beleid te maken. Dit tast de democratie aan.’
Halsema benadrukt in de brief dat niet-stemmers niet voldoende worden gezien in hun kracht en waarde door het gebruik van labels als ‘kansarm’, ‘kwetsbaar’ of ‘laagopgeleid’. Daarom geeft zij aan te willen investeren in buurthuizen, sportverenigingen en parken, maar voor het oplossen van maatschappelijke problemen zoals woningnood en groeiende ongelijkheid stelt zij dat Amsterdam sterk afhankelijk van de rijksoverheid.