In het zuiden van het land wordt deze week carnaval gevierd. Ook sommige Amsterdammers willen dit feestje wel meepikken. Hoe meer zielen hoe meer vreugd? In Oeteldonk zijn de meningen verdeeld.
Op perron acht van Amsterdam Centraal staan Quinty van Wijnbergen en Milou Milet in felgekleurde trainingspakken te wachten op de trein richting het zuiden van het land. De Amsterdamse studenten gaan een dagje carnaval vieren. Thuis hebben ze al een glas rosé gedronken en voor onderweg hebben ze een plastic flesje met aangelengde sterke drank mee. Voor een onwelkome ontvangst zijn ze niet bang. ‘Ze bouwen daar gewoon een groot feest toch? Wij zijn daar ook heel goed in.’
Druktebeleid
Quinty en Milou zijn niet de enigen die de tocht naar onder de rivieren afleggen. Op het hele station staan groepjes verklede mensen met snacks en alcohol die wel zin hebben in een feestje. De grote carnavalssteden hebben zich voorbereid op de komst van deze feesttoeristen. In bijvoorbeeld Oeteldonk (Den Bosch), Kielegat (Breda) en Kruikenstad (Tilburg) hanteren de gemeenten een crowdmanagementbeleid om de mensenmassa in goede banen te leiden. Straten kunnen afgezet worden als het te druk is, en frietkramen staan strategisch gepositioneerd om het publiek te verspreiden over de pleinen.
In de trein naar Oeteldonk is het al gezellig druk. In het gangpad staan groepjes jongeren verkleed als bij, cowboy of prinses luidkeels hun plannen voor de avond te bespreken. Een andere reiziger kijkt verbaasd op van zijn krant als hem een slok Schrobbeler wordt aangeboden. De NS heeft zich voorbereid op de drukte. Tijdens het carnavalsweekend rijden extra treinen in en naar het zuiden, en worden ook 250 extra schoonmakers ingezet om de wagens schoon te houden.
Rood-wit-gele sjaal
‘Het is hier friet, niet patat’. De Bossche docent Marja Robbemondt, die met haar vriendengroep op stap is, heeft advies voor noordelijke bezoekers. ‘Het gaat hier om de liedjes, daar moet je aan meedoen. En we verkleden ons hier niet.’ Het is Oeteldonkse traditie om een blauwe kiel of een jasje met emblemen te dragen. Daarboven, weet iedere Bosschenaar, hoort een rood-wit-gele sjaal. Ook NAP Nieuws kreeg van een voorbijganger het verwijt niet gepast gekleed te zijn: ‘Je kan het niet maken om hier zonder sjaal rond te lopen, kutamsterdammer’.
De carnavalswinkel op twee minuten lopen van het station biedt gelukkig uitkomst voor onvoorbereide Randstedelingen. ‘Carnavalstoeristen zijn ons bestaansrecht, maar dat vind ik niet erg,’ zegt eigenaar Nancy de Jong. ‘Het feest is voor iedereen, maar je moet je wel aanpassen aan onze regels.’ Er staat een rij voor de kassa, waar naast sjaals ook hoofddeksels, jasjes en brillen over de toonbank vliegen.
‘Niet alleen maar schreeuwende boeren’
Amsterdammer David Doorn, gehuld in sjaal en rode mantel, zit even bij te komen op een stoepje voor café Bij Dirk. Hij viert dit jaar voor het eerst carnaval, op uitnodiging van een goede vriendin. ‘Ik maakte vroeger wel grapjes dat carnaval alleen maar schreeuwende boeren zouden zijn, maar niks is minder waar. Het is hier ontzettend gezellig.’ Een buitenstaander voelt hij zich niet in de kroeg. ‘Ik kende alle liedjes niet. Maar de teksten worden vaak herhaald, dus je zingt ze zo mee.’
Op de Minderbroedersstraat is het op zaterdagmiddag zo druk dat beveiligers de ingang afsluiten. ‘Dat was tien jaar geleden nooit nodig’, zegt student Saskia Doomernik, die opgroeide in Den Bosch. ‘De sfeer is ook veranderd door de buitenstaanders. Zij komen alleen voor het bier en geven niet om het echte carnaval. Tradities zoals de optocht en de verkiezing van de jeugdprins. Die worden daardoor minder belangrijk.’
Doomernik’s vriendin Jesy ziet het minder somber in. ‘Van mij mag iedereen komen, zolang ze maar genoeg bier overlaten voor mij.’