Amsterdamse filmmakers kwamen afgelopen zaterdag samen op de achtste editie van het Amsterdams Buurtfilmfestival in de OBA Oosterdok. Simon Bunt, ook in zijn professionele leven filmmaker, deed mee met zijn film De Pijp uit, over de gentrificatie van de plek die hij al dertig jaar thuis noemt. De film volgt bewoners en zaakjes die de buurt de Pijp maken. Of maakten, want veel van hen verlaten de wijk.
Wat is de boodschap van De Pijp uit?
‘Het is best een vrolijke film geworden. Dat verwacht je misschien niet, omdat het lijkt alsof het alleen maar gaat over dingen die weggaan. Maar eigenlijk gaat de film over de bakker, de slager, zaakjes waar je als buurtbewoner veel aan hebt. Ik heb geen statement willen maken dat het vroeger beter was, al wordt wel duidelijk dat de nieuwe zaakjes minder toevoegen voor de buurtbewoners dan hun voorgangers.’ Lachend: ‘Tenzij je heel erg van bubble tea houdt, natuurlijk.’
Hoe reageerden kijkers op je film?
‘Mensen waarderen vooral de herkenbaarheid en dat de film geen oordeel bevat. Het publiek was heel enthousiast. Sommige mensen stonden zelfs op, dat vond ik dan weer een beetje overdreven’, grinnikt Bunt. ‘Maar ik was best zenuwachtig toen de film vertoond werd in Rialto, dus ik was er toch wel blij mee.’
Je maakt al jaren films, vanwaar die zenuwen?
‘Omdat ik alles zelf had gedaan! Normaal maak je een film in een team. Het voelde alsof ik mijn vertrouwde band achterliet en ineens solo op het podium muziek stond te maken. Maar het leuke ervan om dit alleen te doen, was dat ik er meteen op uit kon als er iets gebeurde. Mijn camera lag altijd klaar met een volle batterij en een leeg geheugenkaartje. Ik genoot echt van die vrijheid.’
Wat hoop je met de film te bereiken?
‘Ik denk dat de film bijdraagt aan een besef van de waarde van authentieke zaakjes. Je kan ze oubollig vinden, maar ze maken de Pijp natuurlijk wel leuk. Het besef dat we daar zuinig op moeten zijn, begint te komen. Er zijn genoeg mensen die zich echt inzetten voor de buurt. Eén verhaallijn in de film gaat over een ouderwetse slagerij op de Albert Cuypstraat waarvan de eigenaar ging stoppen. Er zou een dure zalmwinkel voor in de plaats komen, maar toen hebben een paar Ghanese jongens die er al werkten een doorstart gemaakt. Zij doen nu gewoon hetzelfde als eerst.’
Welk zaakje is er nog op die vertrouwde manier zoals buurtbewoners het kennen?
‘Een Surinaams café bij mij om de hoek. Ik kwam er eigenlijk nooit, totdat het hondje van mijn schoonmoeder een keer wegrende tijdens het uitlaten en ik met de handen in het haar binnen stapte. De eigenaar zei: ga lekker zitten en drink een biertje, dat hondje komt vanzelf weer terug. En natuurlijk, halverwege dat biertje dartelde hij naar binnen. De stamgasten begonnen meteen te juichen: ‘het hondje van zijn schoonmoeder!’ Sindsdien kom ik daar vaak, maar ik ben bang dat het verdwijnt als er te weinig gasten komen. Dan is er weer een plek minder waar je je buren ontmoet.’
Het moet vreemd voelen om je wijk zo te zien veranderen.
‘Gelukkig gaat het stap voor stap, dus je went er steeds een beetje aan. Maar toen ik laatst las dat bewoners van de Jordaan zeiden: ‘we willen niet een Pijp 2.0 worden,’ schrok ik wel echt. Blijkbaar is de gentrificatie hier sneller gegaan dan in de Jordaan, terwijl het daar eerder begon dan in de Pijp. Toen realiseerde ik me dat de Jordaan misschien wat dorpser is gebleven. Bewoners komen elkaar nog tegen, er zijn meer cafeetjes authentiek gebleven. Nu er een metrostation op de Albert Cuyp is, hoort de Pijp gewoon bij het rondje Amsterdam voor toeristen. Daar is het aanbod zeker op aangepast en dat gaat ten koste van de leefbaarheid.’
En toch woon je er nog met plezier?
‘Ja, ik vind de buurt nog steeds fantastisch. Een toeschouwer in Rialto vroeg me, heb je zelf ooit overwogen om De Pijp uit te gaan? ‘Nee, nooit.’