Rapmuziek, Instagram poetry, de dichtbundel van Joost Klein. Als het aan Stadsdichter Ellen Deckwitz ligt, kan het allemaal poëzie heten. ‘Ook de easter eggs in nummers van Taylor Swift verbreden de lol die je kan hebben in teksten. Dus waarom niet?’
Poëzie is suf, hiphop is veel leuker. Dat is het beeld dat veel jongeren van dichtkunst hebben. Popcultuur vinden ze wel interessant, merkt Ellen Deckwitz. Als nieuwe Amsterdamse Stadsdichter wil zij de jonge generatie enthousiasmeren voor de wereld van de schrijverij.
De babyboomgeneratie heeft een grote stempel op de literatuur gedrukt, waar ons suffe beeld over poëzie vandaan komt. Maar dat beeld verandert langzaam, ziet Deckwitz. ‘Leerlingen komen in mijn lessen vaak zelf met dichters aanzetten die zij vonden op Instagram of TikTok. En een groep jonge rappers die ik lesgaf was gefascineerd door klankrijke teksten uit het einde van de 19e eeuw, want: “dat flowt als een malle”.’
Poëzie is lang gebruikt door de elite, maar is van oorsprong helemaal niet elitair, benadrukt Deckwitz. ‘Poëzie was eigenlijk heel lang iets van de arme mensen. Het waren de valse rijmpjes die in het Romeinse Rijk fluisterend werden verspreid onder mensen die niet konden lezen of schrijven om te kunnen haten op de zittende macht,’ vertelt Deckwitz een dag na haar inauguratie als Stadsdichter. Die vond plaats op 31 januari in debatcentrum de Balie, waar zij in gesprek ging met Ilonka Verdurmen van de Amsterdamse School der Poëzie, en schrijver en dichter Hans Hagen. Alledrie waren ze het eens: ook nu grijpen mensen zonder moeite naar poëzie tijdens Sinterklaas, een huwelijk of op een rouwkaart.
De economie van Nederland was zo goed, dat babyboomers zonder zorgen literatuurwetenschap konden studeren. Veel dichters hadden toen een letterenstudie gevolgd, waardoor de meest populaire poëzievorm voor de ongeoefende lezer moeilijk te begrijpen werd, observeert Deckwitz. Tegelijkertijd vond de toenmalige oudere generatie de populaire poëzie ‘geraaskal van de jongeren’, vertelt ze. ‘Uiteindelijk zorgde dit er wel voor dat veel mensen dachten dat poëzie er alleen maar was om hen zich dom te laten voelen, en dat ze zonder literatuurstudie nooit zouden kunnen begrijpen wat er staat.’
Moderne popcultuur moet niet op neergekeken worden, maar is juist een belangrijk en nuttig opstapje om de leesvaardigheid van jongeren te verbeteren, vindt ook Verdurmen van de School der Poëzie. Een dag na de avond in de Balie vertelt ze: ‘Wij willen een aanvulling zijn op de interesses van jongeren. Veel jongeren weten rap, spoken word, of TikTok-poëzie zelf te vinden. Wij werken met docenten die de jongeren vervolgens met poëzie in contact brengen, op een manier die ze nog niet kennen.’
‘Fun fact, ik was redactrice voor de poëziebundel van Joost Klein, die nu naar het Songfestival gaat’, lacht Deckwitz. Er zijn veel rappers en muzikanten die tegenwoordig ook een dichtbundel uitbrengen. Dat vinden jongeren interessant, merkt ze. De Opposites, Tupac en Eminem inspireerden haar op jonge leeftijd. ‘Toen was dat cool, nu is dat heel normaal. Het ging mij om waarachtigheid. Dat iemand een noodzaak voelde om zich uit te drukken, en dat er met taal wordt gespeeld.’
In hiphop, maar ook andere muziekstijlen, wordt gespeeld met meerdere betekenissen die schuil kunnen gaan achter een woord. Deckwitz: ‘Rappers weten dat als geen ander, maar ook in nummers van Taylor Swift zitten easter eggs, verborgen hints naar nieuwe muziek, of over wie de tekst zou kunnen gaan. Die dubbelzinnigheid zit ook in poëzie, en verbreedt alleen maar de lol die je kan hebben in teksten. Dus waarom niet?’
Maar het kiezen van een vaste vorm heeft ook zijn nadelen. De Stadsdichter vindt dat muzikanten soms afbreuk doen aan de dingen die ze willen zeggen, omdat de boel moet blijven flowen en rijmen. ‘Soms kun je het perfecte woord met de juiste lading dan niet gebruiken.’ Poëzie biedt daarom andere vrijheden dan hiphop, merken ook de rappers met dichtbundels. Door te dichten gaan zij ook anders naar teksten kijken.
‘Mensen hebben altijd woorden nodig om zich uit te drukken. Of ze worden gedrukt, verkocht en gelezen maakt geen verschil,’ vertelt Verdurmen. De vrijheid om je uit te drukken in poëzie maakt het leven grijpbaar, vindt Deckwitz. ‘Het is een expressie, een vorm van zelfrealisatie. Soms weet je pas wat je voelt of denkt als je het opschrijft of tegen iemand uitspreekt.’ Ze noemt het de kern van dichten: ‘kunst is het grote reflectie gebied van mens zijn.’
Sinds 2010 huist de Stadsdichter bij de Stichting Literaire Activiteiten Amsterdam (SLAA). De Stadsdichter wordt financieel ondersteund door de gemeente Amsterdam en SLAA, met Het Parool als vaste mediapartner. De Stadsdichter werkt volledig onafhankelijk; diens Stadsgedichten worden gepubliceerd in Het Parool en op de website van SLAA. Foto Ellen Deckwitz: Bianca Sistermans |