Het Openbaar Ministerie eist elf maanden cel, waarvan vier voorwaardelijk, tegen de Colombiaanse Daniel C. (29). Tussen 25 juni en 27 juli vorig jaar randde hij meerdere vrouwen en meisjes aan in Amsterdam, Amstelveen en Ouderkerk. Ook wil het OM dat C. meewerkt aan een behandeltraject bij de reclassering.
Twintig meldingen, elf aangiftes. Allen van aanranding of poging tot aanranding met in elk geval bijna exact dezelfde manier van opereren. Fietsend naar of terug van zijn werk op Schiphol sprak C., die sinds begin 2022 in Nederland woont, fietsende of hardlopende vrouwen aan. Hij zei dat er een spin op hun lichaam zat en dat hij wel kon helpen om deze weg te halen. C. legde zijn hand op de onderrug en schoof dan snel onder hun kleding – altijd sportkleding of een rokje – en betastte de billen, heupen en in zes van de elf gevallen de schaamstreek. Wanneer de vrouwen zijn hand wegsloegen of zich op een andere manier verzetten, verdween hij. Het oudste slachtoffer was 51, de jongsten waren twaalf en dertien.
Verdachte C. – die voornamelijk Spaans spreekt en gedurende de zitting werd bijgestaan door een tolk – gaf toe dat hij verantwoordelijk was voor deze daden. Een duidelijk reden voor zijn acties gaf hij niet. “Een roep om aandacht misschien, ik was heel gestrest en eenzaam,” verklaarde hij. C. ontkende dat er sprake was van een specifiek type slachtoffer en een vaste manier van handelen. Het was volgens hem toeval dat alle vrouwen fietsten of hardliepen en kleding droegen waar hij makkelijk onder kon.
‘Geen zorgen, ik ben homo‘
Een element dat meerdere vrouwen benoemden in hun aangifte was dat C. tegen ze had gezegd dat hij homoseksueel was en ze zich geen zorgen hoefden te maken. Een misverstand, verklaarde C. in eerste instantie. Hij zou iets anders hebben willen zeggen, maar zijn Engels liet hem in de steek. Later kwam C. hierop terug door te verklaren dat hij bang was voor zijn katholieke vader en vrouw, die ook in de zaal aanwezig waren, maar dat hij bij een aantal aanvallen inderdaad had gezegd dat hij homoseksueel was. “Zodat ze rustiger zouden worden,” lichtte hij toe.
C. betuigde aan het begin van de zitting spijt voor zijn daden en zei dat het nooit had mogen gebeuren. “Elke vrouw verdient respect en ik vind het moreel onacceptabel hoe ik me heb gedragen,” verklaarde hij. Aan stoppen dacht hij weleens, “maar ik was koppig en ging door”.
Posttraumatische stressstoornis
Meerdere slachtoffers waren met naasten in de rechtszaal aanwezig en enkelen spraken de rechtbank toe. Zo gaf één van de slachtoffers aan dat zij aan de aanval een posttraumatische stressstoornis, angstaanvallen, slapeloosheid en in eerste instantie suïcidale gedachtes over heeft gehouden. De vader van het 12-jarige slachtoffer noemde C. ‘een roofdier, dat alleen aan zijn eigen belang en gevoelens dacht’. Zijn dochter werd aangevallen op weg naar de sportclub en durfde deze fietstocht een halfjaar lang niet meer te maken.
Drie van de slachtoffers dienden ook een verzoek tot vergoeding van materiele en immateriële schade in.
Uiteindelijk kon C. in verband worden gebracht met de meldingen doordat hij bij een aanval op een beveiligingscamera werd vastgelegd. Naar aanleiding daarvan wist een surveillanceteam van de politie hem op 27 juli in de ochtend aan te houden, net nadat hij zijn laatste slachtoffer had betast. Ook werd het DNA van C. aangetroffen aan de binnenkant van de broekband van een van de slachtoffers.
De officier van justitie gaf aan dat de onzekerheid over de oorzaak van het gedrag en kans op herhaling van belang waren voor de strafeis. C. had een goede baan als ICT-er, gaf aan gelukkig getrouwd te zijn en uit psychologisch onderzoek kwam geen stoornis naar voren. Het behandeltraject bij de reclassering zou bestaan uit een meldplicht, ambulante geestelijke gezondheidszorg en de mogelijkheid om medicatie te verplichten.
De advocaat van C. stelde echter dat aanranding in meerdere gevallen niet bewezen kan worden en dat de kans op herhaling klein is. Hij spoorde de rechtbank aan om een voorwaardelijke celstraf en een taakstraf op te leggen.
De uitspraak volgt op donderdag 15 februari.