Mokums dialect #6: Paviljoen 3

Porem, kapsones, nakketikker en smib. Het Amsterdamse dialect verwondert. Waar komen de woorden vandaan? Hoe gebruik je een knoedeltje? En hoeveel vliegende ratten kun je vinden op de Dam? Je leest het in de rubriek Mokums dialect. Vandaag: paviljoen 3.

‘Veel gehoord vroeger. Waren er een hoop rijp voor paviljoen 3,’ laat Diny Jungen op Facebookpagina Mokums weten. Ze licht toe: ‘Als je zegt dat iemand naar paviljoen 3 moet, dan is diegene een beetje gestoord. Het is net zoiets als: die is met verlof uit Santpoort (​​locatie van het eerste provinciale psychiatrische ziekenhuis van Nederland, red.) 

‘Die mot naar paviljoen 3’ of ‘die is rijp voor paviljoen 3’ was een veelvoorkomende uitspraak van Amsterdammers in de twintigste eeuw. Het Mokumse woord refereert aan de psychiatrische afdeling van het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam Oud-West, een ziekenhuis dat in 1891 zijn deuren opende. Door de jaren heen kwamen er steeds meer paviljoens bij. Het Gasthuis sloot in 1983 definitief; paviljoen 3 werd volledig gesloopt en maakte plaats voor nieuwbouwflats. Een paar andere paviljoens zijn intact gebleven en dienen tegenwoordig als kantoorgebouwen op het zogeheten ‘WG-terrein’. 

‘Befaamd en berucht’ werd de mysterieuze afdeling ook wel genoemd. In 1968 is er zelfs een boek over geschreven door Bette Howland, een destijds eenendertigjarige moeder die na de inname van een handvol pillen op de afdeling belandde.

Maar hoe erg het woord − of beter nog, de uitspraak − nou eigenlijk is aangedikt, is moeilijk te achterhalen. Veel verplegers die  in het Wilhelmina Gasthuis werkten, leven niet meer. Toch was paviljoen 3 niet per definitie een eiland ten opzichte van de rest van het ziekenhuis. Gerard Hund, 76 jaar, heeft er als elfjarig kind met roodvonk zes maanden gelegen. ‘Ik was niet geestesziek, maar men wist blijkbaar niet goed wat ze met mij aanmoesten,’ vertelt Hund. ‘De genezing duurde heel lang en men besloot zelfs na die zes maanden dat ik maar verder thuis verpleegd moest worden.’ Contact met de andere patiënten had hij nauwelijks. Maar de zusters Geel en Groen die er werkten, herinnert hij zich nog goed: ‘Zo heetten ze echt. Toen ik naar huis ging, stonden ze te huilen in de gang. Het waren een soort moeders voor mij geworden in al die tijd.’ 

In deze rubriek zullen de komende weken typisch Amsterdamse woorden de revue passeren. Van pikketanussie tot berenlul: niets is te gek. Heb je een tip voor de redactie? Mail naar napnieuws@gmail.com