Alle leden van promotiecommissies – inclusief niet-hoogleraren – mogen vanaf deze week een toga dragen tijdens promoties aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Hiermee wil de universiteit het hiërarchische onderscheid tussen leden van de commissie verminderen. De beslissing past binnen een groeiende beweging in de academische wereld.
‘Dat voelde wel anders, ja. Het is toch een hele jurk.’ Inge Henselmans, universitair docent Medische Psychologie van het Amsterdam UMC, had maandag de primeur. Als copromotor mocht zij voor het eerst in toga aantreden – waar ze de procedure voorheen zonder het lange traditionele gewaad moest doen. Inhoudelijk merkte ze geen enorm verschil met voorgaande promoties: ‘Ik denk dat het vooral bijzonder is voor de promovendus en de familie. Het is toch indrukwekkend als er een hele commissie in officiële kleding tegenover je zit.’
Sinds deze week mogen alle leden van de promotiecommissie van de Universiteit van Amsterdam een toga aan tijdens de ceremonie. Tot voor kort was dit recht alleen voorbehouden aan hoogleraren, nu mogen ook universitair docenten in toga aantreden. Volgens Peter-Paul Verbeek, rector magnificus van de Universiteit van Amsterdam, is dat besluit vooral genomen met het oog op gelijkwaardigheid: ‘De leden maken deel uit van de commissie vanwege hun expertise. Tijdens de promotie zijn zij onderling gelijk in functie. Zij hebben dezelfde rechten en plichten, en ieders oordeel telt even zwaar.’
Het strikte onderscheid tussen universitair (hoofd)docenten en hoogleraren staat al langer ter discussie. Inhoudelijk hebben deze functies vergelijkbare werkzaamheden, maar hoogleraren hebben wel significant meer rechten dan hun collega’s. Zo mogen hoogleraren een oratie houden, zelfstandig promotietrajecten begeleiden en tijdens een promotieceremonie promovendi met de titel ‘doctor’ bekleden. Ook het dragen van een toga is bij ceremoniële bijeenkomsten doorgaans uitsluitend toegestaan voor hoogleraren. De kledij vormt daardoor een in het oog springend symbool voor het onderscheid tussen de academische titels.
Marie-José van Tol, voorzitter van wetenschapsplatform De Jonge Akademie, pleit al enige tijd voor het gelijktrekken van de rechten tussen universitair docenten en hoogleraren. ‘Wij vinden het logisch dat als je dezelfde taken uitvoert, je ook dezelfde mogelijkheden krijgt. Een universitair docent zou wat ons betreft ook gewoon een promotie moeten kunnen uitvoeren.’ De Jonge Akademie begon afgelopen jaar met een campagne – getiteld: ‘Iedereen professor’ – waarbij het verbreden van het zogeheten ‘toga-privilege’ één van de speerpunten vormde.
Wij vinden het logisch dat als je dezelfde taken uitvoert, je ook dezelfde mogelijkheden krijgt.
Marie-José van Tol, voorzitter De Jonge Akademie
Wat betreft Van Tol is het besluit van de UvA dan ook vooral ‘een eerste stap in de goede richting’. ‘Het lijkt misschien slechts een cosmetisch verschil, maar voor ons is het toch erg belangrijk.’ Henselmans is het daar mee eens: ‘Het is een goede ontwikkeling dat het verschil tussen hoogleraren en universitair docenten wat meer gelijkgetrokken wordt.’ Hoewel dat ook wat haar betreft nog iets verder zou mogen gaan dan de toga: ‘Leden van een promotiecommissie worden bijvoorbeeld uitgekozen op basis van hun expertise, maar er móét altijd een bepaald aantal hoogleraren bijzitten. Misschien zit daar wel de volgende stap.’
Voor nu blijft het echter bij de toga. Bovendien geldt de uitbreiding van het toga-privilege vooralsnog alleen voor promotieceremonies. Tijdens andere academische plechtigheden, zoals oraties, afscheidscolleges en Dies Natalis – de verjaardag van de UvA – blijft het dragen van de toga enkel toegestaan voor hoogleraren. Van Tol zou het togabeleid ook voor deze gelegenheden graag versoepeld zien worden. Al ziet ze daarvoor nog wel enkele praktische bezwaren. Of, in de woorden van Henselmans: ‘Daar hebben ze nooit genoeg toga’s voor.’