42 procent van de docenten in het voortgezet onderwijs was in 2022 getuige van antisemitische voorvallen in de klas. Dit blijkt uit een nieuw rapport van onderzoeksbureau Panteia, dat in opdracht van de Anne Frank Stichting onderzoek deed naar antisemitisme op middelbare scholen. Voetbal blijkt de meest voorkomende omgeving te zijn waarin leerlingen Joden als groep beledigen.
Aan het onderzoek in 2022 deden 432 docenten mee. De Anne Frank Stichting wil met de uitkomsten een beeld krijgen van antisemitische voorvallen op middelbare scholen vandaag de dag. In 2004 en 2013 is door het onderzoeksbureau vergelijkbaar onderzoek uitgevoerd. Toen werden er ook honderden docenten van het voortgezet onderwijs ondervraagd. In 2013 maakte 35 procent van de docenten één of meer antisemitische voorvallen in de klas mee, in 2004 was dat 50 procent.
Uit de resultaten blijkt dat meer dan een derde van de opmerkingen voetbalgerelateerd zijn. Daarnaast zegt een derde van de docenten dat het conflict tussen Israël en Palestina de oorzaak is van antisemitische opmerkingen. 14 procent van de docenten maakte weleens mee dat de Holocaust werd ontkend of gebagatelliseerd.
Geschiedenis en maatschappijleer
Antisemitisme komt voor op alle onderwijsniveaus, zo blijkt uit het onderzoek. Iets vaker komt het voor op het praktijkonderwijs en het vmbo. In de meeste gevallen zijn het scheldpartijen en beledigingen en zijn de opmerkingen niet op één persoon gericht. Voornamelijk docenten die geschiedenis, maatschappijleer en godsdienst geven zeggen de discriminerende opmerkingen mee te maken.
De meeste mensen die zich schuldig maken aan de voorvallen zijn man. Wanneer het gaat om voetbalgerelateerd antisemitisme, waar supporters van Ajax vaak de geuzennaam ‘Joden’ gebruiken, zijn het vaak leerlingen met een westerse achtergrond. Leerlingen met een Nederlands-Marokkaans of Nederland-Turkse achtergrond maken zich vaak schuldig aan antisemitische opmerkingen gerelateerd aan het conflict tussen Israël en Palestina, zo blijkt uit het onderzoek.