De vluchtelingen uit onder meer Oekraïne en het Midden-Oosten die begin deze maand de voormalige muziekwinkel Hampe & Berkel op het Spui kraakten, kregen na hun rechtszaak van afgelopen donderdag te horen dat ze het gebouw na het weekend moesten verlaten. NAP Nieuws volgde het krakerscollectief 48 uur lang, van de rechtszaak tot het afscheidsfeest op vrijdagavond. Want wie zijn deze vluchtelingen? En wat bracht hen ertoe Spui nummer 11 te kraken?
De ongestrikte schoenveters van Rots (28) slepen over de natte marmeren trap van de Rechtbank Amsterdam. Het is donderdagochtend 19 januari en het regent niet meer. Rots loopt door de verlegen zon naar een bankje en praat al koffiedrinkend een groepje sympathisanten bij over de zojuist afgelopen rechtszaak, die niet toegankelijk was voor publiek.
‘De vraag is niet of, maar wanneer we ontruimd worden’, vertelt Rots, gelaten glimlachend. Rots is een Amsterdammer, net afgestudeerd aan de Rietveld Academie en dichter van beroep. Hen is het enige aanwezige lid van het collectief Autonomous Shelter, dat het pand op het Spui op 5 januari kraakte. Rots heeft liever niet dat diens achternaam wordt gepubliceerd. Ook mag het voor de veiligheid van de vluchtelingen niet duidelijk worden uit hoeveel mensen het kraakcollectief precies bestaat.
Rots legt uit hoe het kraken van Spui 11 door Autonomous Shelter verliep: een groep vluchtelingen die onderdak nodig had kraakte het pand, waarna Rots er tijdelijk introk om te helpen met de organisatie en de communicatie in het Nederlands. En om tijdens de rechtszaak de verantwoordelijkheid op zich te nemen.
Rots kan dan ook aansprakelijk worden gesteld voor de eventuele schade aan het kraakpand. Daar maakt hen zich geen zorgen over. ‘Ik weet dat we er goed aan doen om dit pand te kraken. Dat vind ik het belangrijkst. Het heeft een jaar leeggestaan en de vluchtelingen uit ons collectief hadden zonder uitstel een huis nodig. Het risico dat ik voor schade opdraai is dan een tweede zorg. Bovendien laten we het netjes achter.’
Een kwartiertje fietsen later gaat de deur van het kraakpand van het slot. ‘Open: dinsdag tot zaterdag’, staat er op de deurpost van de voormalige muziekwinkel. Een stel toeristen dat met flesjes douchegel in de hand uit de tegenoverliggende winkel van Rituals komt aanslenteren maakt een filmpje. Rots zwaait naar ze en trekt de deur dicht.
Spui 11 is een bouwval van drie volledig gestripte verdiepingen. Beneden bij de ingang is het donker, de ramen zijn afgeplakt zodat de krakers van buiten niet kunnen worden gefotografeerd door de politie. De lucht is zwaar van het stof, dat dwarrelt in de lichtstreepjes die door de kieren in het plafond naar beneden schijnen. Rots knipt een lamp aan. ‘Het is eigenlijk ook moeilijk hier nog schade aan te richten.’ De betonnen muren zitten vol met gaten. De koperen gas- en waterleidingen zijn op sommige plekken vrijgeboord: het is alsof de aderen van het gebouw ontbloot zijn. Ze zijn doorgesneden.
Op sommige plekken druppelt er water van het plafond. Rots’ veters bungelen over het vochtige hout als hen richting de zolder loopt: Een grote, lichte ruimte die op een verrotte ladder en zes stapeltjes planken na helemaal leeg is. Die planken gebruikte eigenaar en investeringsmaatschappij Four B Brothers als bewijsmateriaal om bij de rechter aan te tonen dat er verbouwingsplannen zijn.
Er klinkt gestommel op de trap. Adam (35), één van de leden van het Autonomous Shelter collectief, komt de zolder binnenlopen. Hij wil voor zijn eigen veiligheid niet dat zijn echte naam gepubliceerd wordt. ‘Hoe was het in de rechtbank, Rose?’ vraagt hij in het Engels. Rots legt uit dat over een paar uur de uitspraak volgt over wanneer het pand ontruimd moet zijn.
Adam steekt een sigaret op en ijsbeert over de krakende zoldervloer. Hij komt net uit het asielzoekerscentrum, waar hij zich wekelijks moet melden. Als queer en politieke vluchteling uit het Midden-Oosten voelt hij zich daar niet veilig. ‘In het AZC zitten ook de mensen waar ik voor gevlucht ben. Mensen die vanwege hun religie niet van queer mensen houden. Ze zouden onze groepen niet bij elkaar moeten zetten.’
Adam klopt de jas van Rots af, die onder de stofstrepen zit. ‘Er is wel een speciaal gedeelte voor mensen die queer zijn in het AZC. Maar daardoor weten alle asielzoekers wie er wel en niet queer is. Het is niet alsof ik in elkaar geslagen word, maar mensen lachen je uit. Ze wijzen naar je.’
Hij zocht een uitweg, en dat werd kraken. ‘De eerste nachten waren erg eng. We waren bang dat de politie zou komen. Dan zou ik uitgezet kunnen worden. Maar ik wil niet in het AZC zijn. Ik zou graag iets willen huren, maar ik heb nog geen recht op een werkvergunning en met de 9 euro per dag die ik als leefgeld krijg, kan ik moeilijk een Amsterdamse huur betalen.’ Hij lacht even, en drukt daarna fronsend zijn sigaret uit. Wat hij gaat doen nu hij weg moet uit Spui 11, weet hij niet precies. Hij richt zich liever op de verdere toekomst. Als hij asiel krijgt wil hij bij de Verenigde Naties gaan werken om zich in te zetten voor de rechten van andere vluchtelingen die queer zijn.
Qua mening over de opvang in Nederland staat Adam lijnrecht tegenover Andrei (34), een andere bewoner van het pand die de zolder op komt lopen. Voor Andrei zijn de omstandigheden dan ook anders: hij kwam afgelopen december naar Nederland vanuit Charkov, Oekraïne. Van Adam krijgt hij een vuurtje voor zijn sigaret terwijl hij begint te vertellen. ‘Asielzoekers in Nederland moeten niet zeuren. Ik ben blij met hoe ik opgevangen ben. Alle basisbenodigdheden heb ik gekregen in het AZC in Apeldoorn. Ik ben hier omdat ik in Amsterdam een vaste baan heb. Ik kan het nog niet betalen om steeds op en neer te reizen naar Apeldoorn. Als ik gratis met de trein kon reizen, zoals de eerste Oekraïense vluchtelingen die in maart vorig jaar aankwamen, zou ik in Apeldoorn slapen. En als ik huur kon betalen, zou ik dat doen. Maar voor nu ben ik erg blij met de kraakgemeenschap. Het is fijn om onder de mensen te zijn. Zij helpen me.’
Een paar uur later zit het hele collectief in de geïmproviseerde keuken te eten als de telefoon van Rots overgaat. Het is diens advocaat, die de uitspraak van de rechter laat weten: de ontruiming zal niet binnen 24 uur op vrijdag, maar pas op maandagochtend plaatsvinden. De krakers zijn opgelucht: er wordt besloten om het pand tijdens het weekend te verlaten, om een confrontatie met de politie te voorkomen. In plaats daarvan moet er een afscheidsfeest komen, met Pokémon als thema. Er moeten veel mensen komen, om de buurt te laten zien dat ze er zijn. ‘Wat we nu nodig hebben’, zegt Rots, ‘is 1000 bier, een geluidssysteem en een pikachupak. Solidariteit moet je kopen.’
De dag erna pakken Adam, Andrei en de andere vluchtelingen die niet willen dat er iets over ze geschreven wordt hun spullen in. Met een bakfiets wordt er bier gehaald, en één van de vluchtelingen loopt naar een Arabische winkel in Amsterdam-West om ingrediënten voor het eten te kopen.
‘s Avonds wordt er in de keuken gegeten, en in de kelder de geluidsinstallatie opgezet. Rots heeft een pikachupak aangetrokken. Het maakt hen niet uit dat de rest niet in thema is: ‘Zolang iedereen maar weet wat voor Pokémon ze zouden willen zijn.’ Vanuit een leiding boven de DJ-apparatuur druppelt water naar beneden. Er zijn ongeveer dertig mensen op het feestje afgekomen. In een koektrommel die Andrei aan de muur heeft gespijkerd kan geld worden gedoneerd. In de kelder gaat de muziek aan. Het stof waait op: het is er moeilijk ademen, maar iedereen danst.
Op dinsdag 24 januari kraakte Autonomous Struggle een nieuw pand op de Noorderdwarsstraat 9. Ze werden binnen een aantal uur ontruimd.
De echte en volledige namen van leden van het krakerscollectief bij de redactie bekend.