In Klanken van Amsterdam gaan redacteuren van NAP Nieuws op zoek naar geluiden die typisch zijn voor de stad. Deze keer: het klikken van camera’s tijdens de hongerwinter.
In de vroege zomer van 1945, slechts weken na de bevrijding van Amsterdam, vond een fototentoonstelling plaats aan de Keizersgracht 568. De muren waren gevuld met afdrukken. Ze lieten het lijden van de stad zien, vastgelegd op de gevoelige plaat in het laatste oorlogsjaar.
De fotografen die de beelden maakten deden dat met risico voor eigen leven. Fotograferen was door de Duitse bezetter namelijk strikt verboden. Wie er toch op werd betrapt kon rekenen op arrestatie – met alle gevolgen van dien. Een groep Amsterdammers, die na de oorlog bekend werd als ‘De Ondergedoken Camera’, nam toch het risico.
Razzia’s
Sommige leden van de Ondergedoken Camera worden nog altijd geroemd om hun fotografie – zo leven de beelden van Emmy Andriesse en Charles Breijer voort als iconen in de Nederlandse fotogeschiedenis. Andere namen zijn zeventig jaar na dato zo goed als vergeten.
Op het hoogtepunt telde de organisatie 30 à 40 leden, aldus Harry van Wijnen in De Geldjas van Max Nord, een boek over onbekende verzetsverhalen. De leden kenden elkaar lang niet allemaal. Initiatiefnemers Fritz Kahlenberg en Tonny van Renterghem besloten wat vastgelegd moest worden: razzia’s, uitgehongerde kinderen, plunderingen. Leden kregen een opdracht en gingen op pad, veelal zonder te weten wie hun collega’s in verzet waren.
Onrecht
Om foto’s te kunnen maken kwamen de fotografen met inventieve oplossingen. Camera’s werden verstopt in fietsmanden, jassen en boodschappentassen. Via een gat voor de lens, of een opening in de jas, konden leden onopgemerkt de bezetting documenteren.
En documenteren, dat deden ze. In het laatste jaar van de oorlog maakte de Ondergedoken Camera duizenden foto’s. De beelden moesten dienen als bewijs van het onrecht dat onder de Duitse bezetting plaatsvond.
Fietstas
Bij het Nederlands Fotomuseum zijn nog steeds veel werken van de verzetsgroep te vinden. Kinderen die met een pan op straat staan tijdens de hongerwinter, een man die een boomstronk afzaagt om als brandhout te gebruiken, een jongetje dat naast het bed van zijn – vermoedelijk door de hongerwinter – afgezwakte broer staat.
Het is bijna tachtig jaar geleden dat de foto’s vervaardigd zijn. Nog steeds is het verhaal van de Ondergedoken Camera een relatief onbekend stukje oorlogsgeschiedenis. Het idee was simpel: foto’s maken om de bezetter tegen te werken. Een kleine heldendaad, in de vorm van een verstopte camera in een fietstas.