Sinds enkele weken is het weer toegestaan om onderwijs op locatie te geven. Tot hun grote verbazing merken docenten dat veel studenten toch liever college online volgen.
‘Ik ben een beetje teleurgesteld in studenten. Mijn hoorcollege gaf ik in een grote zaal. Die was dan bijna helemaal leeg.’ Docent sociologie David Bos aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) was ontzettend blij om in september weer op locatie les te kunnen geven, maar zag tot zijn verbazing dat veel studenten thuisbleven. ‘Veel studenten vinden onderwijs op locatie blijkbaar onnodig.’
Ondanks de opening van het hoger onderwijs besluit een groot deel van de studenten nog steeds de colleges online te volgen. Dat merken universitair docenten aan de UvA en Universiteit Utrecht (UU). Dit baart hen zorgen, want sociaal contact tussen studenten en docenten is volgens hen een essentieel onderdeel van academische vorming.
Studenten zijn gewend geraakt gewend aan het thuisonderwijs
De schade van anderhalf jaar lockdown is duidelijk zichtbaar bij studenten in het hoger onderwijs. Dat staat in een onderzoek dat de Inspectie van het Onderwijs publiceerde in oktober 2021. Hieruit blijkt dat een derde van de studenten in het hoger onderwijs studievertraging heeft opgelopen door de coronacrisis. Daarnaast ervaarden studenten ook emotionele schade door het onlineonderwijs: ze misten het sociale contact met hun studiegenoten en veel studenten hadden moeite om zich te concentreren.
Bos heeft de indruk dat studenten door het online onderwijs zich minder goed ontwikkelen. ‘Samen met collega’s constateer ik dat studenten bepaalde sociale vaardigheden missen. Spreken in het openbaar, bijvoorbeeld. Dat is vooral merkbaar bij eerste- en tweedejaars studenten. Die zijn gewend aan het thuisonderwijs en zijn daardoor veel terughoudender in de collegezaal.’ Volgens Bos is fysiek contact niet alleen essentieel voor kennisoverdracht, maar ook voor persoonlijke vorming. ‘Door de discussies in de collegezaal bouw je zelfvertrouwen op. Voor de vuist weg iets zeggen wat je niet zeker weet – dat is heel belangrijk.’
Lotte Henrichs, als universitair docent Onderwijswetenschappen verbonden aan de UU, merkt ook dat veel studenten wel enthousiast zijn om weer naar de universiteit te mogen. Ze deed onderzoek naar de het effect van de lockdown op basisschoolleerlingen, en ziet parallellen tussen haar onderzoek en het gedrag van de studenten. ‘Veel studenten waren, net als veel basisschoolleerlingen, ontzettend blij om weer naar de universiteit te kunnen.’
Maar Henrichs merkt ook dat sommige studenten terughoudend zijn om naar de universiteit te komen. ‘Studenten ontwikkelen dan een soort pleinvrees, en dat is zorgelijk’, zegt Henrichs. ‘De sociale en academische achterstand die is veroorzaakt door de lockdown valt te repareren. Maar als studenten die meerwaarde van fysiek onderwijs niet zien, wordt dat lastig.’
De lage opkomst zorgt ook voor frustratie en teleurstelling onder de docenten. Kirsten Buist, universitair hoofddocent Orthopedagogiek aan de UU: ‘Tijdens de lockdown waren we van plan om een evenement te organiseren voor de studenten zodat ze elkaar beter zouden leren kennen. Er was daar toen zo weinig belangstelling voor dat het evenement niet doorging. Je ziet een duidelijk discrepantie tussen de behoefte en de opkomst.’
Negatieve spiraal doorbreken
De docenten benadrukken dat ze begrip hebben voor de lage opkomst van de studenten. ‘Naar college komen betekent ook het nemen van gezondheidsrisico’s’, zegt Buist. ‘Uit angst blijft een deel van studenten thuis, waarschijnlijk. Misschien ook een beetje gemakzucht, want het scheelt reistijd.’
Of de universiteiten meer moeten doen om studenten naar de universiteit te trekken, is een lastige vraag, aldus de docenten. ‘Het is zaak om de negatieve spiraal te doorbreken, op een sociale en prettige manier’, zegt Buist. ‘Er mogen geen perverse prikkels komen. Als studenten in quarantaine moeten, mogen ze zich niet gedwongen voelen naar campus te komen en onderweg het openbaar vervoer te gebruiken met de kans besmet te raken.’
Bos zegt daarom dat er meer initiatief moet komen van de studenten. ‘Studentenorganisaties zoals de ASVA roepen de universiteiten en de overheid op om onderwijs op locatie mogelijk te maken. Dat is heel terecht, maar ze zouden studenten er ook van moeten overtuigen om naar college te gaan en elkaar in levenden lijve te zien.’