Over precies een week beginnen de Olympische Winterspelen in Beijing. Met 42 Olympiërs is het de grootste Nederlandse selectie die ooit naar een Winterspelen ging, maar voor de vierde keer op rij wist geen enkele geboren Amsterdammer zich te kwalificeren. Hoe komt dat?
Als op de Winterspelen van 1968 de geboren en getogen Amsterdamse Carry Geijssen het ijs betreedt om de 1000 meter te schaatsen, gebeurt er iets historisch. Na een zilveren plak op de 1500 meter een dag eerder, pakt de 21-jarige Geijssen in het Franse Grenoble na een onwaarschijnlijke slotronde ook goud, de eerste ooit voor Nederland bij het olympische langebaanschaatsen. Bij terugkomst staat Amsterdam op zijn kop, en nog steeds geldt Geijssen als een van de belangrijkste sporters uit de Amsterdamse geschiedenis.
Maar Geijssen is tot op de dag van vandaag ook de laatste geboren Amsterdammer die een olympische medaille pakte op de Winterspelen. Sterker, sinds de Winterspelen van 2006 in Turijn kwalificeerde überhaupt geen enkele geboren Amsterdammer zich meer voor het olympische wintertoernooi. Schaatster Barbara de Loor was de laatste, die toen als zesde eindigde op de 1000 meter. Ook bij komende Spelen in Beijing, die over precies een week beginnen, verschijnen er normaal gesproken geen geboren Amsterdammers aan de start. Schaatser Dai Dai N’Tab gaat wel mee als reserve. Zijn er redenen aan te wijzen voor de inmiddels zestien jaar lange Amsterdamse droogte op de Winterspelen?
Factor geluk
Arie Koops, tussen 2006 en 2018 bondscoach ploegenachtervolging en technisch directeur bij de Nederlandse schaatsbond KNSB, heeft wel ‘een hypothese’. Koops, nu directeur bij het sportcentrum van de Vrije Universiteit Amsterdam, denkt dat wintersporten als schaatsen voornamelijk beoefend worden in kleinere dorpen rondom een grote stad, maar minder in een grote stad als Amsterdam zelf. ‘Amsterdam heeft één schaatsvereniging, Hardrijders Club Amsterdam, maar dorpen als Abcoude en Baambrugge hebben die ook. Percentueel gezien is de kans dat een schaatser uit een grote stad als Amsterdam of een dorp als Baambrugge komt dan bijna even groot.’
Dat ziet ook Jurryt van de Vooren, sporthistoricus gespecialiseerd in de Olympische Spelen. ‘Schaatser Annette Gerritsen, die in 2010 in Vancouver zilver haalde, komt uit Ilpendam. Dat zou je tot de regio Amsterdam kunnen rekenen. Geijssen had het geluk dat ze naast de Jaap Edenbaan woonde en er in 1963 enorm veel natuurijs lag, waardoor er veel wedstrijden gereden werden.’ Dat is tegelijk ook de kanttekening van Van de Vooren: geboorte is toeval. ‘Hoe groot is de kans dat met Johan Cruijff, Piet Keizer en Sjaak Swart drie van de beste Nederlandse voetballers op een straal van een paar vierkante kilometer geboren worden? Daar is geen planning voor’.
Faciliteiten
Wel is er volgens Van de Vooren een een-op-een-verband tussen faciliteiten en succes. ‘Als je wilt winnen heb je schaatsbanen nodig. Alle gouden schaatsmedailles van Nederland op de Spelen zijn van na de opening van de Jaap Edenbaan in 1961.’ Maar Van de Vooren wijst ook op de beperkingen. ‘Wintersport is in Nederland in principe alleen schaatsen. Je kunt wel skipistes nabootsen met nepsneeuw, maar een snowboarder als Nicolien Sauerbreij was vooral succesvol omdat haar ouders als liefhebbers van sneeuwsport vaak in de bergen zaten.
De schaatsfaciliteiten in Amsterdam zijn volgens Koops op zichzelf goed. Wel ziet ook hij dat veel topsportfaciliteiten in Amsterdam gericht zijn op zomersporten, waardoor wintersporten als schaatsen ondergesneeuwd raken. ‘De nationale roeiselectie zit bijvoorbeeld op de Bosbaan, met als gevolg dat Amsterdam veel roeiers afvaardigt. Ik denk wel dat het type sportaccommodatie bijdraagt aan welk type sporters vanuit een stad naar de Spelen gaan.’
Diversiteit
Koops noemt ook de diversiteit van Amsterdam als ‘zeer hypothetische’, maar mogelijke verklaring waarom er zo weinig Amsterdammers naar de Winterspelen gaan. ‘Hier hebben we veel verschillende culturen, dus het kan zijn dat veel mensen misschien meer getrokken worden door andere sporten. In Angelsaksische landen spelen ze veel cricket, en bij India denk je vooral aan badminton. Expats zijn wellicht meer gericht op hockey. Misschien sluiten die verschillende culturen niet zozeer aan bij het schaatsen. Ik denk dat we dat hier aan de VU eens moeten onderzoeken’.
Zowel Koops als Van de Vooren denken overigens niet dat de afwezigheid van Amsterdammers gevolgen heeft voor de beleving van de Spelen in de stad. Koops: ‘Het is altijd leuker als iemand uit jouw dorp of stad meedoet. Maar het olympische merk is zo sterk, dat ik wel verwacht dat iedereen straks tussen negen en drie uur shorttrack en schaatsen kijkt.’