Bugra Gedik (28) is geboren en getogen in de Kinkerbuurt. Hij begon met stand-up comedy naast zijn studie, intussen kan hij er van leven. Hij maakt deel uit van het Amsterdamse comedygezelschap Comedytrain, dat opereert vanuit het eerste comedycafé van Nederland, Toomler. NAP Nieuws wandelde met hem door zijn Kinkerbuurt na zijn optreden in De Kleine Komedie, waar hij als aanstormend talent zijn kunsten na meer dan een maand weer op het podium vertoonde.
Volgens de website van de Comedytrain is Bugra ‘een stadsjongen die zijn mond niet kan houden. In 2014 vond hij zijn heil in de stand-up en sindsdien spuwt hij zijn trant comedy: rauw en introspectief met een filosofisch randje.’ In 2017 won hij zowel de publieks- als de juryprijs van het Amsterdams Studenten Cabaret Festival.
Hoe was het om afgelopen maand weer niet op te kunnen treden?
‘Er komt een punt dat je zo lang niet bezig bent met doen waarvan je houdt dat je het vanzelf even niet meer na kunt jagen. Een soort Petrarkische liefde. Weet je wat dat is? Dat je heel veel van iemand of iets houdt maar dat het onbereikbaar is.’
‘Maar ik heb ook veel geleerd. Ik ben weer veel muziek gaan maken. Daardoor sta ik dichter bij m’n gevoel. Bij een slechte grap kun je altijd nog zeggen: ‘Maar het onderwerp is wel goed.’ Muziek moet je direct voelen, en dat doe ik nu in mijn grappen ook meer. Ik denk minder aan hoe ik een slim en snel grapje kan maken en meer aan wat ik voel bij een onderwerp.’
‘Ho wat was dat? Poepte er nou een duif bijna op me?’
Ik geloof het wel!
‘Wat de fuck, haha. Wist je dat het geluk brengt als een vogel op je poept? Misschien is de lockdown wel een beetje als vogelpoep op je jas. Het is klote, maar het brengt je ook geluk. Het is alsof een duif op me heeft gepoept maar daarna op mijn schouder is komen zitten en me allemaal wijze lessen heeft geleerd.’
Wat voor lessen?
‘Ik heb leren werken met de beperkingen, in plaats van dat ik heel gespannen raak door alle onzekerheid. Dat is niet alleen handig in het werkende leven, het is voor mij ook privé heel goed om die mentale oefening te hebben.’
Maar woensdag stond je weer op het toneel. In De Kleine Komedie nog wel, vanwege de Theater Kapsalonactie.
‘Toen ik hoorde dat ik weer op kon treden was mijn hele liefde voor comedy gelijk weer terug. Je bent dankbaar, maar ook niet zo dankbaar als iemand die voor het eerst het podium op staat. Voor mij is comedy uiteindelijk gewoon wat ik doe, mijn werk én mijn liefde. Ik hoor dit te doen, altijd. Dus dan is overtrokken dankbaarheid ook een beetje gek.’
‘Maar dat het in De Kleine Komedie was, was heel symbolisch. Mijn laatste optreden voor de eerste lockdown was ook daar. Best wel kosmisch, toch?’
‘Maar ik was wel roestig hoor.’
Vond je dat vervelend?
‘Nee. Ik kan best goed leven met mijn imperfecties, en dat ik misschien niet het beste optreden van mijn leven heb gegeven woensdag is prima. Weet je, mensen zijn een beetje als beeldhouwwerken. Al die stukken die eruit gebeiteld zijn, dat is wat mensen karakter geeft. Het gebrek aan marmer maakt het beeld, niet het marmer zelf. En daar mee leren leven is iets wat ik heb geleerd, ook wel gedeeltelijk door deze lockdown.’
En na afloop van je optreden?
‘Ik werd wel emotioneel nadat ik had opgetreden. Het is voor mij heel normaal om op het podium te staan, maar daarna wordt het heel onwerkelijk. Hoe kan het dat ik dit hele gebeuren meemaak als artiest? En nu ben ik helemaal aan. Ik heb het idee dat alles gewoon weer open is ofzo. Volgens mij is dit de aftrap van een heel mooi jaar.’