Al bijna vijftig jaar heeft Marjan Sax ervaring als feministisch activist. Met NAP Nieuws reflecteert zij op wat iemand een goede activist maakt, en wat niet.
‘Ik sta te boek als een soort mecenas,’ zegt Marjan Sax. Dat is niet verrassend: de Amsterdamse is niet weg te denken uit de tweede feministische golf van de jaren 60, 70 en 80. Om maar wat te noemen: in de jaren 70 was ze lid van Dolle Mina en in 1983 was ze medeoprichtster van Stichting Mama Cash, het eerste internationale, onafhankelijke fonds voor vrouwenprojecten dat zij 2,5 miljoen geërfde guldens schonk.
Maar ook nu, op 73-jarige leeftijd, zit ze niet stil. ‘Want,’ zegt ze, ‘het is erg slopend om jezelf alleen maar van woede op te zitten vreten op de bank. Daar krijg je een maagzweer van. Je kan beter blijven ondernemen.’ Met het netwerk Vrouwen tegen Uitzetting en de organisatie We Are Here zet zij zich inmiddels al vijftien jaar in voor het welzijn van ongedocumenteerde vluchtelingen in Amsterdam.
Blijven ondernemen. Is dat het belangrijkst voor een activist?
‘Je mond blijven open doen, ook wanneer je weet dat het niet een populaire boodschap is waar je meteen applaus voor krijgt; dat is het belangrijkst. Een goede activist laat zich dus niet afschrikken door mensen die hem of haar in de zeik nemen. Ik ben erin getraind om op te staan en mijn mond open te doen, ik durf dat.’
Ken jij dan geen angst daarvoor?
‘Natuurlijk wel, het is altijd eng af te wijken van de norm. Stel je voor: onderweg naar een demonstratie sta je met een protestbord om je nek in de tram. Dan zijn jij en je idealen erg zichtbaar. Bovendien heb je dan al gauw het idee dat je voor gek loopt.
‘Maar ik heb mezelf altijd zodanig opgenaaid, zodat ik zulke dingen wel ging doen. Dat is belangrijk. Op deze manier heb ik geleerd om hard te roepen als ik het ergens niet mee eens ben.’
Wat kunnen de activisten van nu leren van de activisten van de jaren 70 en 80?
‘Laat ik eerst zeggen: ik ben ontzettend enthousiast over het feit dat veel jonge vrouwen en meiden het tegenwoordig weer vanzelfsprekend vinden om het over vrouwenrechten te hebben. Zo’n tien à vijftien jaar geleden werd er gezegd dat feminisme niet meer nodig is. Ik heb toen lange discussies gevoerd met mensen die riepen dat feminisme een achterhaalde kwestie is.
‘MeToo heeft het feminisme in Nederland een impuls gegeven. Activisten moeten samen demonstreren, dus gelukkig is er weer demonstratie-enthousiasme onder vrouwen, zoals dat te zien is bij de Women’s March.
‘Toch mag het allemaal wat collectiever. Tegenwoordig vindt activisme ook veel op sociale media plaats. Dat is goed, maar heeft ook een kanttekening. Het idee dat je alles in je eentje van achter je laptop kan organiseren zet niet veel zoden aan de dijk. Je moet ook lijflijk aanwezig zijn, naar vergaderingen gaan, met elkaar petities maken, schrijfacties doen.’
En wat kan jij leren van de huidige activisten?
‘Aan de andere kant zou ik juist heel veel kunnen leren over hoe je actie kan voeren op sociale media. Ik worstel met de socials. Die kosten mensen van mijn leeftijd ongelooflijk veel energie.’
Ben je zelf inmiddels veranderd als activist?
‘Als je ouder wordt, gaat dat vanzelf. Ik ben veel milder en verdraagzamer geworden naar mijn medestrijders. Maar daar heeft een activist eigenlijk niks aan: mildheid levert niet zoveel op.’