Donderdag is het Internationale Dag van Vrouwen en Meisjes in de wetenschap. Ook in Nederland is de genderkloof in de academie nog groot. ‘Verander de cultuur op universiteiten.’
De Verenigde Naties hebben 11 februari uitgeroepen tot Internationale Dag van Vrouwen en Meisjes in de Wetenschap. De man-vrouwverhouding in de academie is nog altijd ongelijk: wereldwijd is slechts 30 procent van de wetenschappers vrouw, blijkt uit cijfers van Unesco.
In Nederland ligt dat cijfer nog lager: ongeveer een kwart van de onderzoekers is vrouw. Hoewel er in de collegebanken sinds begin van deze eeuw evenveel vrouwen als mannen zitten, daalt dat percentage snel met elke stap op de wetenschappelijke carrièreladder: 43 procent van de promovendi is vrouw, 41 procent van de universitair docenten, 29 procent van de universitair hoofddocenten en 24 procent van de hoogleraren.
Het stereotype beeld van wetenschapper is mannelijk
De academische cultuur past beter bij mannen dan bij vrouwen, zeggen wetenschappers Ruth van Veelen en Belle Derks van de Universiteit Utrecht. Ze deden onder bijna vierduizend wetenschappers op veertien universiteiten in Nederland en ontdekten dat er een te grote nadruk ligt op individuele prestatie. De wetenschappelijke wereld is gericht op zoveel mogelijk publiceren en competitieve beurzen binnenhalen, in plaats van samen een zo goed mogelijk onderzoek doen.
Mannen kunnen beter met die prestatiecultuur overweg dan vrouwen, zeggen Derks en Van Veelen. Aan vrouwen wordt van jongs af aan geleerd om samen te werken en aan anderen te denken, terwijl mannen leren om tegen elkaar op te boksen. Doordat mannen beter bij die cultuur passen, zijn er meer mannelijke wetenschappers en blijft het stereotype beeld van een wetenschapper man.
Het resultaat is dat vrouwen structureel worden achtergesteld, eerder de wetenschap verlaten en minder goed carrière maken. De vrouwen die wel in de wetenschap blijven, vormen zich naar de prestatiecultuur. Dat moet anders, zeggen Derks en Van Veelen. In plaats van ‘ieder voor zich’, zou de academie moeten gaan over samen onderzoek doen.
Mannen paraderen door de gangen
‘Als ik een wiskundige formule ontdek, is mijn eerste reactie: ik doe iets fout of het is al uitgevonden,’ zegt Paola Gori-Giorgi, hoogleraar scheikunde aan de Vrije Universiteit (VU) van Amsterdam, ‘terwijl mijn mannelijke collega’s bij elke kleine vondst met hun borst vooruit door de gangen paraderen.’
Gori-Giorgi is sinds 2016 een zogenoemde Top Researcher (een titel die de VU verleent aan de allerbeste wetenschappers in hun veld). Toch wordt ze door sommige van haar mannelijke collega’s – ‘vooral de wat ouderen’ — niet serieus genomen, ‘alleen omdat ik een vrouw ben.’ Toen ze begon aan haar studie natuurkunde had ze nog wel wat vrouwelijke medestudenten. Maar hoe langer ze in de wetenschap werkt, hoe minder vrouwelijke collega’s ze nog heeft. ‘Langzaam stoppen ze allemaal, omdat de druk te hoog is.’
Door corona wordt het verschil groter
De huidige pandemie maakt het verschil tussen mannen en vrouwen in de academie nog duidelijker, blijkt uit cijfers van wetenschappelijk uitgever Elsevier. Het aantal ingediende artikelen steeg tijdens de pandemie enorm, maar de meeste daarvan waren geschreven door mannen. Een mogelijke verklaring is het thuiswerken, denken de onderzoekers.
Ook Gori-Giorgi heeft sinds ze door de coronamaatregelen thuiswerkt moeite met haar aandacht verdelen tussen het huishouden en haar werk. Vooral toen haar kinderen thuis les kregen was het lastig: ‘Terwijl ik achter mijn computer zat luisterde ik altijd met een half oor naar de kinderen, het geratel van de wasmachine en het eten op het vuur.’ Het leek wel alsof ze haast automatisch in haar “klassieke” genderrol verviel. Haar man, die ook hoogleraar is, ging daar beter mee om, zegt ze, ‘Als hij achter z’n computer zit is hij niet met de kinderen bezig, en als hij voor de kinderen zorgt, denkt hij niet aan z’n werk. Ik kan dat niet.’
Volgens Derks en Van Veelen is het noodzakelijk dat de cultuur op de universiteit verandert: ‘Streef naar een academische cultuur van inclusiviteit die gericht is op gemeenschappelijke prestatie in plaats van individueel succes.’