Nederlanders hebben minder losse seksuele contacten tijdens de coronamaatregelen, maar er wordt ook minder getest op soa’s. Jan van Bergen, hoogleraar Soa & Hiv (UvA) en programmaleider bij Soa Aids Nederland, legt de situatie uit aan NAP Nieuws.
De coronamaatregelen maken het voor veel singles moeilijk er een actief seksleven op na te houden, ziet ook hoogleraar Soa en Hiv (UvA) Jan van Bergen. Vooral in de eerste lockdown brak voor velen een ‘nu ff niet’-periode aan, waarbij vooral jongeren minder losse seksuele contacten hadden dan voorheen. Dus ook minder soa’s, zou je denken. Maar omdat er veel minder werd getest, zou het ook kunnen dat er meer mensen ongemerkt met een soa rondlopen.
Wat betekenen de coronamaatregelen voor de verspreiding van soa’s?
‘Dat is de hamvraag. Aan de ene kant zijn er minder mensen die seks hebben met veel verschillende partners, waardoor de soa-verspreiding ook kan afnemen. Maar er is nog steeds een substantiële groep die wel een aantal verschillende partners heeft. Binnen die groep gaat de verspreiding gewoon door. Daar komt bij kijken dat de toegang tot zorg flink is afgeschaald in de periodieke lockdowns. In april waren er bijvoorbeeld 80 procent minder soa-consulten als de maanden ervoor.
‘Als mensen klachten hadden in deze periode, konden, wilden, of durfden ze niet naar een huisarts of soa-poli. Dat is problematisch. Deze mensen lopen langer rond met een soa, en kunnen daardoor ook meer mensen besmetten. Er zijn dus twee tegengestelde bewegingen: er zijn minder mensen die het risico lopen een soa te krijgen, maar de afgeschaalde soa-zorg levert ook problemen op. Zo bleek uit onderzoek van kenniscentrum Rutgers dat de helft van de jongeren die zich dit voorjaar wilde laten testen op een soa, dat door corona niet had gedaan.’
Is er een doelgroep die extra hard wordt geraakt door de verminderde gratis testcapaciteit?
‘Ja, de groep mensen die at-risk zijn, die nog vaak seks hebben met meerdere partners. Zij hebben minder toegang tot de juiste hulpverlening, en daar komt soms nog een (zelf)stigma bij. Ze zijn bijvoorbeeld bang dat hulpverleners gaan oordelen over hun gedrag, en dus vermijden ze zorg.
Chlamydia komt het vaakst voor bij heteroseksuele mannen en vrouwen onder de 25, een doelgroep die tijdens de lockdown een stuk minder vaak op consult kwam bij de GGD dan voor de coronapandemie. Is deze soa het meest zorgelijk?
‘Ik maak me meer zorgen over niet-opgespoorde syfilis- en hivinfecties, die leiden vaker tot ernstige complicaties. Chlamydia noem ik ook wel een ‘stiekem overdraagbare aandoening’, omdat de meerderheid geen klachten ervaart. Maar het is wel problematisch als mensen met klachten niet terecht kunnen bij de hulpverlening, niet in de eerste plaats omdat je dan ook erg besmettelijk bent.’
Wat moet er aankomend jaar gebeuren om de soa-hulpverlening weer helemaal werkend te krijgen?
‘Het testen en de consulten moeten allereerst weer op volle sterkte komen, bij huisartsen en de soa-poli’s. In toenemende mate wordt die zorg aangevuld met zelftesten die gekocht worden via het internet. Die kunnen een aanvullende waarde hebben, maar zijn vaak onbetrouwbaar. Daarnaast moet zo’n internettest wel gecombineerd zijn met de juiste counseling en informatie over wat er precies getest moet worden. Zonder te praten over seks, zeg ik vaak tegen huisartsen, weet je niet welk stokje je waar moet steken. Sommige mensen hebben bijvoorbeeld alleen een soa-test nodig voor hun geslachtsdelen, anderen ook voor hun keel of anus.’
‘Door te praten over seks kom je er dus achter welk type zorg iemand nodig heeft, wat de algemene seksuele gezondheid hoog houdt. Dit principe geldt ook voor seksuele relaties; door grenzen en wensen te bespreken zorg je niet alleen voor meer veilige seks, maar ook voor een positieve beleving van seksualiteit, waarin je alle twee plezier beleeft. Of alle drie, of vier, dat kan natuurlijk ook.’