Komt iemand in de bijstand sneller aan een baan als je hem of haar veel aandacht geeft? Of moet je mensen juist zelf de regie laten nemen? Die vragen staan centraal in het Amsterdamse Experiment met de Bijstand. Woensdagochtend heeft de gemeenteraad de tussentijdse resultaten van dit onderzoek besproken. Conclusie: echt duidelijke verschillen zijn nog niet ontdekt.
In 2018 startte in Amsterdam het experiment, waar zo’n vijfduizend van de veertigduizend Amsterdamse bijstandsgerechtigden zich voor aanmeldden. Niet gek, als je bedenkt dat iedere deelnemer een zogeheten bijverdienpremie kreeg. Normaal gesproken moeten mensen in de bijstand die parttime werken het geld dat ze verdienen terugbetalen aan de gemeente. In dit experiment kregen alle deelnemers 50 procent van hun salaris als premie uitbetaald door de gemeente, tot maximaal 200 euro per maand. En met succes. Vorig jaar maart werd bekend dat mensen die een bijverdienpremie ontvingen tot twee keer meer kans hadden om uit de bijstand te komen dan mensen die niet meededen aan het experiment.
Maar het experiment kent nog een tweede vraagstuk. Hoeveel aandacht moet je een bijstandsgerechtigde nu eigenlijk geven om hem of haar zo snel mogelijk aan het werk te krijgen? En heeft dit effect op hoe een bijstandsgerechtigde zich voelt? Om deze vraag te beantwoorden verdeelden de onderzoekers van de Hogeschool van Amsterdam de deelnemers in drie groepen: zelfregie, extra aandacht en de vergelijkingsgroep. ‘Bij de zelfregiegroep ligt het initiatief voor contact met de gemeente bij de bijstandsgerechtigde zelf,’ zegt Sandra Bos, senior onderzoeker en projectleider van het experiment. ‘Bij de extra aandachtsgroep zoekt de klantmanager (red. begeleider van de gemeente) twee keer zo vaak contact als hij normaal zou doen.’
‘Valt een beetje tegen’
De onderzoekers hadden verwacht verschillen te zien tussen de drie groepen. Dat blijkt tot nu toe niet het geval. ‘Het is misschien nog te vroeg’, zegt Bos. ‘Het duurt even voordat alle elementen van je experiment invloed hebben. Mensen hebben niet door extra aandacht ineens een baan.’ Dat was voor de gemeente even slikken. Tegen de raad zei GroenLinks-wethouder Rutger Groot Wassink (Sociale Zaken) woensdag: ‘Ik moet zeggen dat het me tegenvalt. Ik had natuurlijk gehoopt dat daar een enorm significant verschil in had gezeten.’
Bos snapt dat dit voor de gemeente frustrerend kan zijn. ‘De gemeente wil natuurlijk het liefst kant en klare brokken die leiden tot beleidsadvies. Werkt dit of werkt dit niet? Moeten we nu wel meer aandacht geven en zo ja voor wie? Dus dat begrijp ik heel goed.’ Toch denkt Bos dat er veel waardevolle informatie gehaald is uit de interviews die de onderzoekers met de deelnemers hebben gehouden. ‘We hebben gezien dat veel mensen de premie gebruiken voor het betalen van schulden, dagelijkse rekeningen of dingen voor de kinderen. Het geeft ze lucht’, zegt Bos. ‘Ze gaan niet spontaan op vakantie of er een motor van kopen. Het zijn allemaal heel basale uitgaven.’
Parttime werk
Daarnaast denkt ze dat dit experiment het belang van parttime werk onder de aandacht kan brengen. ‘De gemeente en de Participatiewet De Participatiewet is in 2015 ingegaan en had als doel zoveel mogelijk mensen aan het werk krijgen. De wet krijgt echter veel kritiek, waaronder van het Sociaal Cultureel Planbureau. Het SCP heeft in 2019 vastgesteld dat de wet zijn doelen nauwelijks heeft behaald en voor mensen die recht hebben op een uitkering negatieve gevolgen heeft gehad. richten zich heel erg op uitstroom uit de bijstand’, denkt Bos. ‘Wij zien in onze onderzoeksgroep dat heel veel mensen parttime werken, maar niet meer kunnen dan dat. Dat kan komen door mantelzorg die ze verrichten, maar ook vaak door gezondheidsklachten. Dit zijn geen bijstandstrekkers, zoals ze nog wel eens worden genoemd, maar mensen die werken en wat extra’s nodig hebben.’
Officieel stopt het experiment op 1 maart dit jaar, maar de gemeente heeft eind vorig jaar al aangegeven dat de bijverdienpremie voor iedere bijstandsgerechtigde die parttime werkt beschikbaar zal worden. Bos en haar onderzoeksteam zijn nog meer dan een jaar bezig met het verwerken van de onderzoeksresultaten. Maar dat is voor Bos geen enkel probleem: ‘Het is wel een cadeautje iedere keer om zo met deze onderzoeksgroep bezig te zijn. Al die interviews zijn zo interessant en laten je als onderzoeker anders naar de wereld kijken’, zegt Bos. ‘Er zitten gezinnen in de bijstand met zes kinderen in een twee of drie-kamerflatje. Het is een hele goede spiegel voor hoe je zelf in de wereld staat.’