Het zijn misschien wel de twee grootste criminelen die Amsterdam ooit heeft gekend: Willem Holleeder en Ridouan Taghi. De een is reeds veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf, de ander staat nog terecht. Ze belichamen het verschil tussen de oude en de nieuwe onderwereld, aldus misdaadverslaggever Paul Vugts.
Tien jaar lang was hij intensief bezig met het verslaan van alle zaken rondom Willem Holleeder. Nu staat misdaadverslaggever Paul Vugts aan de vooravond van, waarschijnlijk, een nieuw decennium: in februari begint de inhoudelijke behandeling van het Marengo-proces, met Ridouan Taghi als hoofdverdachte – het grootste strafproces van de ‘nieuwe generatie’, zoals Vugts het noemt.
De ontwikkelingen binnen het criminele circuit hebben direct invloed op zijn werk als misdaadverslaggever. ‘Ik wil niet zeggen dat vroeger alles beter was, maar het wordt nu wel heel grimmig. Holleeder is veroordeeld voor een trits liquidaties, de Heineken-ontvoering en afpersingen. Maar met de nieuwe generatie lijken alle normen te zijn vervallen. Er zijn aanslagen gepleegd op mediagebouwen en journalisten moesten in de zwaarst denkbare beveiliging, onder wie ikzelf. Dat brengt druk met zich mee die we eerder nog niet kenden. Van Holleeder heb ik nooit last gehad.’
Hoe ga je met die toenemende druk om?
‘Het is cruciaal dat journalisten hun werk blijven doen, dus ik probeer niets te veranderen. Maar mijn vriendin en ik zijn wel een tijd zwaar beveiligd. Daar zijn we nu uit, maar de spanning blijft voortdurend voelbaar. Alles wat ik schrijf ligt gevoelig, al helemaal sinds de moord op Derk Wiersum (advocaat van kroongetuige Nabil B., red.). Rechters en officieren van justitie vragen me of ik alsjeblieft niet hun naam in de krant wil zetten.’
‘Normaal gesproken zou ik daar niet in meegaan, maar nu laat ik namen weleens weg als iemand daardoor beter slaapt. Het is onzin, vind ik, want het biedt schijnveiligheid: die boeven weten echt wel met wie ze te maken hebben.’
‘De journalistiek en de rechtstaat moeten zich nu weerbaar tonen’
‘Mijn eigen naam zou ik nooit weglaten. Dat is een zwaktebod waar ik niet voor wil zwichten. Niet omdat ik zo stoer ben, maar omdat de journalistiek en de rechtstaat zich nú weerbaar moeten tonen. We moeten laten zien dat de maatschappij gewoon doorgaat.’
Waarin zit dat verschil tussen de oude en de nieuwe onderwereld precies?
‘Het vermoorden van onschuldige mensen, puur om een kroongetuige te raken, is nieuw. Maar ik zeg ook weleens: toen ik een twintiger was, schreef ik over criminelen van in de veertig. Nu ben ik over de veertig, en schrijf ik over jongens van midden twintig. Voordat die aan hun volwassen leven beginnen, eindigen ze al in de cel of in de kist.’
‘Laten we wel wezen: Holleeder schuwde geen geweld. Cor van Hout werd in 2003 op klaarlichte dag doodgeschoten in een Amstelveense woonwijk. Maar de roekeloosheid en lichtzinnigheid van grof geweld is wel degelijk toegenomen. In 2012 schoten jonge jongens in de Staatsliedenbuurt voor een liquidatie hun automatische wapens leeg, die ze nauwelijks konden bedienen. De kogels vlogen in het rond.’
Oud of nieuw: voor zowel Holleeder als Taghi is behoorlijk wat media-aandacht. Holleeder profiteerde daarvan, met zijn imago als ‘knuffelcrimineel’. Dat blijft voor Taghi vooralsnog uit.
‘Holleeder wordt vaak neergezet als doorgeschoten Pietje Bell. Een getapte jongen uit de Jordaan. Dat is hij niet – hij is een crimineel. De media heeft bijgedragen aan dat imago en dat vind ik kwalijk. Toen hij bij College Tour zat, waar normaal gesproken de groten der aarde zitten, dacht ik: doe normaal. Ik heb me daar in de krant altijd tegen verzet, door bij de feiten te blijven.’
‘Wat ook meespeelt: de verdenkingen aan het adres van Taghi zijn van een buitencategorie. Iemand die zulk grof en grimmig geweld pleegt, wekt weinig sympathie. En Holleeder zocht vaak zelf de publiciteit op. Dat zal Taghi nooit doen – ik heb hem überhaupt nog nooit gezien.’
Dat moet gek zijn – zoveel van iemand weten, die je nog nooit gezien hebt.
‘Heel vreemd om zo in zijn leven te wroeten zonder hem ooit persoonlijk gesproken te hebben. Maar hij wil niet. Ik heb Holleeder nooit geïnterviewd omdat ik niet akkoord ging met zijn voorwaarden, maar als ik hem tegenkwam maakten we een praatje. Dat zie ik met Taghi niet gebeuren.’
‘Dat ligt overigens niet aan mij: ik heb deze week weer een interview met hem aangevraagd.’