AMSTERDAM – Al vanaf 2014 is eHealth een grote belofte in de medische wereld, maar deze is nog steeds niet ingelost. Volgens Sabine Wildevuur, onderzoeker aan de VU, ligt het probleem bij de manier waarop eHealth-toepassingen worden ontwikkeld. In haar promotieonderzoek doet ze aanbevelingen voor die ontwikkeling.
Eind vorige maand maakte wethouder Udo Kock (Economische Zaken) bekend dat de gemeente Amsterdam 2.4 miljoen euro uittrekt om te investeren in gezondheidstechnologie, ook wel ‘eHealth’ genoemd. Denk daarbij bijvoorbeeld aan een app die je helpt om je medicatie op tijd in te nemen en makkelijk bij te bestellen. Een ander voorbeeld is een toepassing waarmee je zelf je bloeddruk kunt meten en de data kunt doorsturen naar je arts. Kock wil dat Amsterdam het centrum wordt van gezondheid en kunstmatige intelligentie.
De verwachtingen rond eHealth zijn al hooggespannen sinds 2014, toen Edith Schippers – de toenmalige minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) – de ambitie uitsprak om eHealth groot te maken. De revolutie van de gezondheidstechnologie blijft tot nu toe echter uit: veel toepassingen ontstijgen de projectfase niet. Volgens Sabine Wildevuur, onderzoeker aan de Vrije Universiteit Amsterdam, komt dat onder meer, omdat er eerst een revolutie moet plaatsvinden in de ontwikkeling van eHealth-toepassingen. Wildevuur promoveert aanstaande maandag met haar onderzoek naar die ontwikkeling.
Wat gaat er op dit moment mis bij het ontwerpen van eHealth-toepassingen?
‘Patiënten en artsen worden vaak niet betrokken bij het ontwerpproces. eHealth is bedoeld om zowel de arts als de patiënt te ondersteunen, maar in de praktijk gebeurt dat meestal nog niet. Een duidelijk voorbeeld is het elektronisch patiëntendossier (een digitaal medisch dossier, red.). In Australië was er een systeem waarbij de arts en de patiënt allebei het volledige dossier konden inzien. Uiteindelijk bleek echter dat de artsen toch de mogelijkheid hadden om bepaalde informatie af te schermen. Dat deden ze soms ook, zonder toestemming van de patiënt. De patiënt heeft dan dus een medisch dossier waarvan hij of zij nooit weet of dit volledig is.’
Maar toen het elektronisch patiëntendossier nog niet bestond, wisten patiënten toch helemaal niet wat er in hun medisch dossier stond?
‘Ja, maar nu hebben we de middelen om ervoor te zorgen dat ze dat wel kunnen weten. Dus moeten we van die mogelijkheden gebruikmaken.’
Wat is dan een voorbeeld van hoe het wél moet?
‘De kunstmatige alvleesklier van Robin Koops vind ik een goed voorbeeld. Hij is machinebouwer en zelf diabetespatiënt. Koops dacht: steeds dat prikken en die waarden afnemen; dat moet toch anders kunnen? Dus hij ontwikkelde de kunstmatige alvleesklier die automatisch insuline of glucagon toedient als de bloedsuikerwaarden te hoog of te laag zijn. De data worden opgeslagen, en kunnen – als daar toestemming voor is gegeven – worden geraadpleegd door onder meer de patiënt zelf en de diabetesverleegkundige. Zo kan ook op afstand worden gezien hoe het met de patiënt gaat. Niet iedereen is een Robin Koops, maar het liefst zou je op die manier gezondheidstechnologie willen ontwikkelen.’
eHealth-toepassingen zouden dus moeten zorgen voor meer autonomie voor de patiënt?
‘Ik denk dat ze vooral het partnerschap tussen arts en patiënt moeten bevorderen, maar daar hoort meer autonomie voor de patiënt wel bij, ja. Bij het ontwikkelen van e-Health-applicaties lijkt men beide te vergeten. En dat is gek, want de geneeskunde is op patiënten gebaseerd.’