AMSTERDAM – In de rubriek Verloren Amsterdam zoomen we dagelijks in op stukjes Amsterdam die dreigen te verdwijnen of inmiddels tot de historie behoren. Vandaag: de zoektocht van Jan Verduijn (93) naar zijn jeugdvriend uit de Jordaan.
‘Als U aanbelt even geduld AUB… Als U dat niet heeft blijf dan van die bel af…’ staat in grote letters op een bord naast de deurbel van Jan Verduijn (93). Verduijn, geboren en opgegroeid in de Jordaan, is zelfs direct als hij niet aan het woord is. Dat hij inmiddels niet meer in Amsterdam, maar in Almere woont, heeft daar niets aan afgedaan.
Binnen heeft Verduijn muziek uit de jaren vijftig aan staan. Nog voor de koffie op tafel staat, zet hij deze uit, zodat er meteen goed naar zijn verhaal – over de zoektocht naar zijn jeugdvriend Wim – geluisterd kan worden. Hij praat veel en laat zich liever niet onderbreken. Aan de andere kant van de huiskamer zit zijn vrouw An te breien. Ze telt zachtjes haar steken.
Wim was heel anders dan hij, vertelt Verduijn. ‘Wim had iets heel liefs over zich; altijd aardig en beleefd. Hij lag goed in onze vriendengroep. Hij had een zachte inbreng waar de rest regelmatig een grote bek had.’
Die vriendengroep bestond uit Jan, Wim, Herman, Bertus en Bram. Ze kenden elkaar uit de Jordaan, sommige al van kinds af aan. Dan gingen ze naar de bioscoop om daarna de film na te spelen. Soms deden er wel vijftig kinderen uit de buurt mee. Met speren, zwaarden en schilden trokken ze door elkaars straten om die te veroveren.
Schorum
Als tieners begonnen de vrienden een muziekgroepje. Verduijn bedacht de naam: Schorremorres. ‘Ja, van ‘schorem’, want we praatten natuurlijk zo plat als de pest.’ Schorremorres trad vaak op bij ‘dancings’ in ruil voor gratis toegang, zodat de vrienden een avond konden dansen zonder al hun zakgeld uit te geven.
Verduijn en Wim verzorgden beiden zang en gitaar. Wim speelde en zong vaak ‘Give me five minutes more’ van Frank Sinatra. Verduijn begint weer te zingen: ‘Let me stay, let me stay in your arms.’
Maar dan wordt Schorremorres uit elkaar gerukt. Het is 1946 en Nederland zet alles op alles om haar kolonie Nederlands-Indië te behouden. De vrienden worden apart van elkaar uitgezonden. Drie jaar later keren ze terug naar Amsterdam. Behalve Wim.
Verduijn kreeg een kantoorbaan in een magazijn en dook onder werktijd regelmatig de telefoonboeken in. Hij belde iedereen met dezelfde achternaam als Wim, maar zonder resultaat. Hij belde de gemeente en het Rode Kruis, ook zonder resultaat. En als hij in Wims oude buurt vroeg naar zijn vriend, keken de buurtbewoners hem ‘met schele ogen aan.’
Simpelweg tevreden
In 1976 schreef hij een brief naar het radioprogramma Adres Onbekend, waarin mensen hulp krijgen bij de zoektocht naar uit het oog verloren dierbaren. Hij werd uitgenodigd.
We luisteren naar de uitzending op een cassettebandje. Verduijn lacht af en toe als hij zichzelf hoort praten. ‘Als ik me eigen zo hoor, kon ik m’n kop niet houden’, zegt hij. ‘Ik denk dat ik het per ongeluk had overgenomen van de presentatrice.’
Hij had een bandje meegenomen naar de studio met eigen muziek, zodat Wim, als hij Verduijn hoorde zingen, hopelijk dacht: ‘Oh verrek, dat is Jan van vroeger.’
Aan het eind van de uitzending krijgt hij Wim aan de telefoon. ‘Ik was zo blij’, vertelt Verduijn, terwijl hij met tranen in zijn ogen naar de hereniging luistert. ‘Ik gooide de telefoon neer en liep naar die grote boxen om ze te omhelzen.’
Wim bleek al die tijd gewoon in Midwoud, West-Friesland, gewoond te hebben. Waarom had hij nooit meer contact opgenomen met de vriendengroep? Hij was simpelweg tevreden met zijn leven in Midwoud, vertelt Wim in de uitzending.
Verduijn heeft Wim nog een paar keer gezien na de uitzending. Een halfjaar later overleed hij.
An loopt naar de gang en komt terug met een envelop in haar handen.
‘Een kerstkaartje dat retour komt, van de familie Krans’, zegt ze.
‘Wat staat erop dan?’ vraagt Verduijn.
‘Allemaal plakkertjes.’
Verduijn bekijkt de envelop. ‘Adres onbekend’, leest hij voor.