De politiek divers maken is zo makkelijk nog niet

AMSTERDAM  – Maandagavond kwam in Nieuw-West het Els Borst Netwerk bij elkaar. De centrale vraag: hoe krijgen we de politiek, en vooral D66, diverser? De goede wil, die was er. De twijfel over de oplossing ook.

 ‘Is politiek te belangrijk om aan witte mensen over te laten?’ De vraag van organisator Marlies van Gelderen roept wat ongemak op. In de zaal zitten ongeveer zestig, voornamelijk witte mensen. Iemand roept: ‘Vooral te belangrijk om aan witte mannen over te laten?’ Waarop een ander antwoordt: ‘Nee, er zijn genoeg vrouwen in de politiek.’

 We zijn in New Metropolis, een kleine dependance van Pakhuis de Zwijger, waar het Els Borst Netwerk een bijeenkomst over politieke diversiteit organiseert. Het netwerk, gelieerd aan D66, richt zich op vrouwenemancipatie, met name in de politiek. Vandaag kijkt het netwerk ook naar ‘culturele afkomst, leeftijd en opleiding’, legt organisator van Gelderen uit. ‘Minister Wouter Koolmees spreekt bijvoorbeeld, hij was de eerste in zijn familie met een universitaire opleiding.’

De meeste mensen in de zaal stemmen D66, dat geeft ze toe. ‘Maar vandaag gaat over de gehele politiek’, benadrukt ze. D66-lid Luc van Beers, die achterin de zaal zit, is sceptisch. ‘Dit is nu de zoveelste bijeenkomst over diversiteit’, zegt hij. ‘Maar er verandert weinig.’

Schoolplein

Voor een avond over politieke diversiteit lijkt de bijeenkomst behoorlijk incrowd. Onderzoeker Marthe Hesselmans beschrijft hoe ze op vrijdagmiddag op het schoolplein liever naar een bakfietsouder stapt dan iemand buiten haar bubbel. ‘Dat je denkt: het is vrijdagmiddag, ik ben te moe om hem aan te spreken.’  Op de vraag hoe minister Koolmees diversiteit in de politiek gaat stimuleren, heeft hij niet direct een antwoord. Als een oud-corps-lid roept dat het ‘establishment’ ook aanwezig is, zegt Koolmees dat zijn vriendin ook bij het corps heeft gezeten. ‘Bij Vindicat. Dat zijn de ergsten.’

Hoe krijg je de politiek divers?

Dat één politieke partij zo divers mogelijk moet zijn, is volgens Devika Partiman een misverstand. Ze is activist en zit achter de ‘Stem op een vrouw’-campagne, die streeft naar een inclusievere politiek. ‘Geen enkele partij kan iedereen vertegenwoordigen’, zegt ze. ‘Dat is ook niet nodig: het is logisch dat iemand uit de arbeidersklasse zich bij de VVD niet thuisvoelt. Het gaat erom dat er in de gehele politiek iemand zit in wie je je kunt herkennen.’

Volgens Partiman is het vooral belangrijk dat een organisatie moeite doet. ‘Stel, een bedrijf neemt voor het eerst een moslima aan’, vertelt ze. ‘Je kunt dan wachten tot ze vertelt dat ze halal eet bij de lunch. Of je zoekt het van tevoren zelf even op. Zoiets kleins kan het verschil maken.’

Ook voor politieke partijen is moeite doen het codewoord, denkt Partiman. ‘Organiseer bijvoorbeeld een interesse-avond voor mensen met een biculturele achtergrond’, zegt ze. ‘Niet iedereen zal zich daar prettig bij voelen, maar voor sommigen kan het een duwtje in de rug zijn.’

Ook moeten geïnteresseerden de ruimte krijgen om hun politieke voorkeur te onderzoeken, denkt ze. ‘Mensen die niet uit een politiek nest komen, weten vaak nog niet of ze bij D66 of GroenLinks passen’, vertelt de activist. ‘Een gezamenlijke informatiebijeenkomst kan de oplossing zijn: als politieke twijfelaars langs verschillende partijen kunnen ‘hoppen’, is het makkelijker hun standpunten te onderzoeken.’

Goede wil, die is er ook. D66 is een té gesloten club, daar zijn de sprekers het over eens. Onderzoeker Hesselmans beschrijft haar eerste D66-congres, waar ze bij binnenkomst vooral ‘ruggen in pakken’ zag. Ze wijst naar haar buurman Wouter Koolmees, die met zijn armen over elkaar voorzichtig grinnikt. D66-raadslid Yassmine El Ksaihi vertelt over een bezoek van een vmbo-klas, waar een meisje zich verbaasde dat je met een hoofddoek de politiek in kan. Er moet iets veranderen, daar is iedereen het over eens. Maar hoe? 

Moet het bij ledenvergaderingen minder gaan om ‘onbegrijpelijke’ procedures en meer over de inhoud? Iemand in de zaal stelt een mentoren-systeem voor, om nieuwe leden wegwijs te maken. Er zijn rolmodellen nodig en talent moet eerder herkend worden, zegt Eerste Kamerlid Petra Stienen. ‘We hadden laatst een stagiair die heel stil was. Maar toen ze zich op haar gemak voelde, had ze de beste ideeën’.  

Vlnr. Marthe Hesselmans, Wouter Koolmees en Yassmine El Ksaihi

Foute grappen

D66-minister Koolmees houdt zich stil, totdat hij begint over de gesprekken in zijn app-groepen. ‘Daar maak ik allemaal foute grappen’, lacht hij, ‘die mag je niet zien.’ Dan: ‘Wacht, dat heb ik niet gezegd.’

Het is even stil als onderzoeker Hesselmans vervolgens roept: ‘Wouter, je bent ook minister van integratie!’ Koolmees antwoordt: ‘Wat bedoel je daar nu mee?’

Na afloop zijn de sprekers blij met het gesprek. ‘Dit was een discussie met verdieping’, zegt Koolmees. ‘We gingen verder dan quota of beleidsinstrumenten’, zegt Koolmees na afloop. ‘De discussie over rolmodellen neem ik mee naar mijn werk morgen.’

Dat er weinig concrete plannen zijn gemaakt, neemt D66-raadslid Ksaihi voor lief. ‘Dat is onze valkuil’, knikt ze. ‘D66’ers zijn heel goed in praten. Maar het vertalen naar het doen… Daar zijn we minder goed in.’ Cynisch is ze niet. ‘We zijn geen PvdA, een partij die al jarenlang een multicultureel ledenbestand heeft, maar we maken echt stappen. We hebben alleen nog een beetje geduld nodig.’