AMSTERDAM – In de rubriek Verloren Amsterdam zoomen we dagelijks in op stukjes Amsterdam die dreigen te verdwijnen of inmiddels tot de historie behoren. Vandaag: de gekraakte Garage Kempering, waar de vluchtelingen van We Are Here al twee maanden verblijven.
Wie langs de gekraakte garage naast metrostation Kraaiennest loopt, ziet een aantal gebruikelijke zaken. Een volle afvalcontainer bijvoorbeeld, grijze betonblokken en een muur vol graffiti.
Maar wie beter kijkt, ziet meer. Een Nederlandse vlag met oranje wimpel. Tien fietsen naast elkaar op de tweede etage. Vijf dixies naast de ingang. Een waslijn met mannenkleding.
En wie dichterbij komt, ruikt ook meer. Een penetrante urinelucht, vooral. Een vage geur van wiet. Maar ook: warme koffie, en frisse lucht die door de open garage waait.
Al twee maanden zitten de krakers van We Are Here in deze parkeergarage in Amsterdam Zuidoost. Niet iedereen is daar blij mee: zo noemde VVD’er Marianne Poot de plek ‘een enorme bende’ die wordt ‘geteisterd’ door rattenplagen en stank. Volgens Femke Roosma van GroenLinks gaat het juist om een ‘kwetsbare groep’. ‘De gemeente moet nadenken hoe we hen moeten helpen.’
In Garage Kempering wonen tijdelijk zo’n zestig mannen, de meesten van eind twintig. Ze komen uit Nigeria, Ghana, Burkina Faso en Gambia. ‘Onze redenen om te vluchten zijn verschillend’, vertelt Lucki (26), die in een donkere, afgeschermde ruimte op een campingstoel zit. ‘Rellen, bomaanslagen, corrupte overheden. Ieder heeft zijn eigen verhaal.’ Hij neemt een trekje van zijn joint.
Lucki was hij bouwvakker in Abuja, de hoofdstad van Nigeria. ‘Ik deed mijn werk graag’, lacht hij summier, terwijl hij zijn ogen iets dichtknijpt. Hier in Nederland doet hij niets, behalve wachten en praten. ‘Waarover?’, vraagt hij. ‘Over onze dromen en toekomst, wat we later in Nederland willen doen. Het liefst zou ik hier ook bouwvakker zijn. Ik wil iets bijdragen aan dit land.’
Hij wijst naar een tentje naast zijn stoel. ‘Kijk, daar slaap ik. Ik heb een matje gekregen en een deken’, vertelt hij. ‘Een kussen? Nee, je rolt gewoon wat kleren op.’ De heater die naast de mannen staat, komt van een genereuze Amsterdammer. ‘Ook ons eten krijgen we cadeau. Zelf hebben we geen geld’, vertelt hij.
Geen plek
Het is niet de eerste keer dat We Are Here een pand kraakt. In november bezette het collectief een supermarkt in Zuidoost, in de zomer een woning in de Indische buurt. De krakers zijn uitgeprocedeerde vluchtelingen, die naar eigen zeggen nergens anders terecht kunnen. De opvanglocaties in Amsterdam zitten vol. Terug naar hun herkomstland zou ook niet mogelijk zijn. ‘Dat is veel te gevaarlijk’, zegt Osas (28), die ook uit Nigeria komt. In Nigeria speelt een bloedig conflict tussen de regering en rebellengroep Boko Haram.
Osas was taxichauffeur in zijn thuisland. ‘Ik mis mijn werk’, vertelt hij. ‘I loved driving.’ Zijn andere oude baan, kapper, komt in de garage wel van pas. Hij wijst naar de man die tegenover hem zit. Onder zijn rode muts komen korte dreads vandaan. ‘Kijk, hem heb ik vorige week geknipt. Mooi hè?’
Ze maken er het beste van, maar de situatie is geen pretje. Daar zijn ze het over eens. ‘Vooral de kou is afschuwelijk,’ zegt Osas, ‘als je ‘s nachts wil slapen. Ik durf te wedden dat je het hier geen nacht volhoudt.’
Praatje maken
Dat niet iedereen blij is met hun komst, weten de krakers goed. ‘Ze mogen ons niet’, zegt Osas. Hij neemt een slok koffie uit een afgeknipt flesje ijsthee. ‘We zouden graag voor onszelf opkomen, het tegendeel bewijzen, maar hoe? We hebben niet eens documenten.’ Prince (28), die sinds twee weken in het pand verblijft, ziet het anders. ‘Ik was hiervoor in Italië, daar sprak niemand Engels. Hier kan ik tenminste mijn verhaal vertellen en een praatje maken.’
Binnenkort hoopt Prince papieren te krijgen om aan de slag te gaan. ‘In Italië waren die documenten in zicht’, vertelt hij. ‘Hopelijk geeft Nederland ze me ook, dan ga ik in een restaurant werken.’
Voor de afspraak van vandaag was hij te laat, ‘Verslapen, door de kou.’ Maar morgen gaat hij weer naar de IND. ‘Hopelijk kan ik straks weg uit deze garage en in mijn eigen huis gaan wonen.’