AMSTERDAM – Op 15 maart staken leraren uit het hele onderwijs voor salarisverhoging en een verlaging van de werkdruk. In aanloop naar deze actiedag spreken we met Amsterdamse leraren over hun redenen om naar Den Haag af te reizen. Vandaag een interview met Lotte Bergen en Esther Warnaar, medewerkers aan de Van Koetsveldschool, een openbare speciaal onderwijsschool.
Esther Warnaar
‘Het is geen stille mars, we komen daar om een punt te maken.’
Lotte Bergen en Esther Warnaar zijn leerkrachten op de Van Koetsveldschool in Amsterdam-oost. Ze zijn inmiddels al ervaren stakers. Bij voorgaande stakingen probeerden ze op opvallende wijze aandacht te trekken voor de belangen van het speciaal onderwijs. Zo stonden ze in een naaktpak op het malieveld met de leus ‘voor beter onderwijs sta ik hier in mijn naakie’. ‘Het is leuk om er meer van te maken dan alleen maar te staken, anders wordt het zo saai.’ vertelt Esther terwijl ze foto’s laat zien van de docenten tijdens het staken. Lotte voegt daar aan toe: ‘Je staat daar tussen een enorme hoeveelheid mensen, dus dan is het wel zo leuk om op te vallen door net wat anders te doen. We willen juist de aandacht trekken met onze leuzen tijdens het staken.’. Door kritiek laten de docenten zich niet uit het veld slaan: ‘Het werd door de media omschreven als een schoolreisje voor docenten.’ zegt Esther. ‘Mensen vonden dat we maar gewoon ons werk moesten doen in plaats van herrie te maken. Daar ben ik het niet mee eens. Het is geen stille mars, we komen daar om een punt te maken.’.
Dat punt is zeker van belang in het speciaal onderwijs. Voor een openbare speciaal onderwijs school als de Van Koetsveldschool ligt de werkdruk voor leerkrachten hoog. Leerlingen op deze school hebben een IQ dat gemiddeld tussen de 35 en de 50 ligt. Vaak gaat dit gepaard met ernstige leer- of gedragsstoornissen, waardoor methoden als zelfstandig werken vaak geen optie zijn. ‘Iedere leerling vereist een specifieke persoonlijke aanpak wat veel tijd en voorbereiding vergt.’ legt Lotte uit. ‘Het is niet puur de cognitie van het kind, maar je moet het hele welzijn van het kind in de gaten houden.’. Esther: ‘Ik vermoed dat het daarom ook heel lastig is om nieuwe docenten in het speciaal onderwijs te krijgen. Veel afgestudeerde docenten van de pabo kiezen niet direct voor het speciaal onderwijs of weten zelfs niet dat het bestaat. Er is een enorm tekort aan extra handen in de klas.’.
Of het staken de beste manier is voor het aankaarten van deze problemen weten Lotte en Esther niet zeker. ‘We doen graag mee omdat we het belangrijk vinden, want als je niets doet zal je het probleem ook niet worden opgelost. Maar wat denk ik echt zou helpen is om een keer heel Nederland plat te gooien. Echt iedereen laten staken voor een langere periode om een statement te maken.’ suggereert Lotte. ‘Er is al wel veel bereikt in de afgelopen jaren.’ vult Esther aan. ‘Maar of dat nou echt door het staken komt, denk ik niet.’. Lotte: ‘Het reguliere onderwijs heeft net zo veel recht op meer handen, meer waardering en een beter salaris als het speciaal onderwijs. Maar we worden toch tijdens een landelijke staking op dezelfde hoop gegooid.’.
Esther merkt dat vooral als ze in gesprek is met collega’s van het reguliere onderwijs: ‘Als ik ze vertel dat ik een klas heb van zeven kinderen reageren ze vaak jaloers, omdat zij klassen van bijna dertig leerlingen gewend zijn. Ze beseffen zich dan niet dat die zeven kinderen daar niet voor niets zitten. Je zou ze eigenlijk keer vier moeten tellen voor de aandacht die ze vereisen. Het begrip is er nog niet.’.
Met wat voor actie Lotte en Esther op het malieveld gaan staan weten ze nog niet zeker. Maar ze weten wel wat ze het liefste zien veranderen. ‘We willen meer handen in de klas en een beter salaris om het werk dragelijker te maken. Dus we zullen er vooral staan om te pleiten dat het speciaal onderwijs aantrekkelijker gemaakt moet worden voor nieuwe docenten.’.