In de rubriek Allemaal Amsterdam zoomen we dagelijks in op bijzondere mensen en plekken in de stad. Vandaag: het leven van een Syriër in Amsterdam.
AMSTERDAM – Hij is als tiener gevlucht tijdens de oorlog in Syrië. Nu bouwt hij, alleen, een leven op in Amsterdam.
‘Ik heb slecht geslapen,’ zegt hij. Wallen onder zijn ogen, ongeschoren gezicht en zijn haren warrig door elkaar. En dat terwijl hij kapper is. ‘Al een paar nachten slaap ik slecht. Ik droom over van alles. Syrië, mijn familie, vroeger, mijn toekomst. Elke nacht weer.’
Van bovenklasse naar onderklasse
Salum Elosman is 21 jaar. Hij verliet Al-Hasakah, een stad in het noorden van Syrië, samen met een vriend toen hij vijftien was. Twee jaar nadat de oorlog was begonnen. ‘We waren het grootste gedeelte lopend. Bij de grens moesten we rennen om niet gepakt te worden door het leger.’ De vrienden steken de grens over en bereiken in Turkije de eerste stad. ‘Vanaf daar kan je gewoon met de bus naar Istanbul. Dat hebben we gedaan.’ Vier van zijn broers zijn al in Istanbul, waarmee hij herenigd wordt. Zijn ouders, vier andere broers en enige zusje zijn nog in Syrië.
Anderhalf jaar lang blijft hij in Istanbul. Samen met zijn broers delen ze een appartement. Hij werkt in een textielfabriek, twaalf uur per dag. Op zijn zestiende. ‘In Syrië hadden we een goed leven en in Turkije hoor je dan tot de onderste klasse. Je kan er niks aan doen. Het leven is zo. Dan moet je denken: dit is niet het moeilijkste dat je tegen gaat komen. Er komen nog moeilijkere dingen. Het leven gaat niet stoppen. Het leven gaat gewoon door.’ Salum zijn Nederlands is goed, hij praat rustig en met vlagen accentloos. Even blijft het stil, en dan zegt hij met een zucht: ‘Ik wilde nooit echt in Turkije zijn.’
Sint Annaparochie
Vanuit Istanbul vertrok hij drieënhalf jaar geleden naar Nederland. Alleen. Achttien jaar oud. Illegaal met een bootje naar Griekenland. Macedonië, Servië, Kroatië, Slovenië, Hongarije en Oostenrijk volgen. En vanaf daar met een trein naar Nederland. ‘De overheden regelde bussen en brachten ons van grens naar grens. De reis was gratis, geen smokkelaars. Voor mij was het makkelijk. Het duurde acht dagen. Maar ik ken mensen die er zes maanden over gedaan hebben.’
In Nederland aangekomen verblijft hij in meerdere asielzoekerscentra. ‘Uiteindelijk kwam ik Onnen in Groningen terecht. Daar moest ik twee maanden wachten en heb ik mijn verblijfsvergunning gekregen. Daarna in Sint Annaparochie, Leeuwarden. Daar heb ik acht maanden gezeten.’ Hier leert hij Nederlands. ‘En ik heb gevoetbald, natuurlijk.’
Eén van de 3300
In Syrië voetbalde hij op het hoogste niveau voor jeugdelftallen, in Nederland voor het tweede team van amateurvereniging s.v. De Meer. De droom om profvoetballer te worden is er nog altijd. ‘Nooit opgeven.’ Voetbal is ook een reden geweest om naar Amsterdam te komen. ‘Toen ze in Leeuwarden vroegen waar ik naartoe wilde, zei ik Amsterdam. Ik dacht aan Ajax. Je weet toch,’ zegt hij lachend. Iets serieuzer gaat hij door: ‘Ik wilde een nieuw leven hebben. Met nieuwe mensen die ik nooit was tegengekomen.’
Iedereen uit zijn familie is inmiddels veilig van de oorlog. Zijn ouders, zusje en twee broertjes wonen in Stuttgart, Duitsland. Zes andere broers in Istanbul. ‘Ik ben een keer in Stuttgart geweest. Het is leuk om daar met mijn familie te zijn, maar verder niet. Als ik het leuk vond, ging ik daar gewoon wonen. Maar dat wil ik niet.’ Zijn oma’s en opa’s zijn overleden door ziektes, andere familieleden spreekt hij niet meer. ‘In Syrië heb ik nog drie vrienden waarmee ik goed contact heb. Daar stuur ik af en toe een facebookberichtje naar.’
Kapper en sociale media
Salum is één van de 3300 mensen met een Syrische achtergrond die in Amsterdam leeft, blijkt uit cijfers van de gemeente. Hij woont een studio in Startblok Riekerhaven, een wooncomplex waar 565 statushouders en Nederlandse jongeren wonen. ‘Soms praat ik de hele nacht met de mensen, ook Syriërs, die in mijn gang wonen. Dan drinken we Redbull. Geen alcohol of marihuana. We hebben het over Syrië, het leven in Amsterdam, hoe we onze levens beter kunnen maken. Maar de meeste mensen hebben andere interesses dan ik.’
Zes jaar na het verlaten van Syrië bouwt hij een leven op in Nederland. Vorig jaar heeft zijn zijn sportopleiding afgerond. ‘Aan de ROC. Niveau 1. Maar ik kan hier weinig mee. Het is niet zo’n hoog niveau. Misschien ga ik volgend jaar weer studeren. Een opleiding volgen waar je meer leert over sociale media bijvoorbeeld.’ Ondertussen werkt hij als kapper. ‘Op mijn veertiende knipte ik het haar van mijn broertjes en zusjes. Nu kan ik het echt. Door als kapper te werken, verbeter ik mijn Nederlands en doe ik meer ervaringen op.’
Eenzaam bestaan
Salum kijkt positief naar de toekomst, maar heeft het tegelijkertijd ook moeilijk. ‘Ik leef nog. Ik kan doen wat ik wil. Het is veilig hier. En ik hoop dat het veilig blijft,’ zegt hij met vertrouwen in zijn ogen.
‘Maar ik heb niemand met wie ik kan praten, die mij de goede weg wijst.’ Hij praat door, zachtjes: ‘Ik heb iemand van de gemeente met wie ik kan praten, maar die stelt mij alleen maar vragen omdat het een medewerker van de overheid is. Ik had wel een Nederlandse vriend. Met hem voetbalde ik samen bij ASV De Dijk. Toen moest ik naar een andere club, hij ook. Daarna heb ik geen contact meer met hem gehad.
‘Ik denk dat als ik gewoon een paar goede vrienden heb, het makkelijker wordt. Mijn familie adviseert me wel. Maar je moet ook iemand hebben die jou ziet. Die naast je staat.’ Hij kijkt even voor zich uit, vermoeid. ‘Ja… Dat mis ik echt.’