AMSTERDAM – Al jarenlang ging het slecht tussen Nordin F. (19) en zijn stiefvader. De spanning in de relatie liep zo erg op dat de tiener een brand stichtte in de flat waar beiden wonen. In de rechtbank vertelt F. dat hij sindsdien positiever in het leven staat.
‘Ik ga die brommerhelm in de fik steken.’ Via een WhatsApp-bericht waarschuwde F. zijn moeder. Die was radeloos. De 19-jarige jongen wilde zijn stiefvader pijn doen. Hij besloot daarom om op 9 november 2018 de scooterhelm van zijn stiefvader in brand te zetten. Waar F. niet op had gerekend, was dat het kledingrek in de badkamer snel vlam zou vatten. De giftige rook verspreidde zich razendsnel naar de rest van het gebouw. Binnen enkele minuten stonden de eerste en tweede verdieping blauw van de rook. Zijn moeder deed aangifte.
De advocaat van F. heeft veel mensen uit zijn directe omgeving meegenomen naar de rechtszaal. ‘Ik wil dat de positieve kant van deze jongen wordt belicht.’ In de zaal nemen de vader, moeder en drie medewerkers van de geestelijke gezondheidszorg plaats. De stiefvader ontbreekt. Als F. langs de tafel met bekenden loopt, geeft hij geen teken van herkenning.
De tiener ging anderhalf jaar niet naar school. Hij was bang om verkeerde vrienden tegen te komen.
Voor de brandstichting ging het al langer niet goed met F. In het verleden zat hij vaker vast voor agressiedelicten. Hij was voorwaardelijk vrij toen het flatgebouw vlam vatte. Voor die tijd ging de tiener ook anderhalf jaar niet naar school. Hij was bang om verkeerde vrienden tegen te komen.
‘Heb ik de beschuldiging en persoonlijke omstandigheden juist geïnterpreteerd?’, vraagt de rechter aan het begin van de zitting. Voor het eerst krijgt F. de kans om zijn kant te belichten. ‘Fuck deze shit. Jullie zijn allemaal racisten’, roept F. ‘Ho, rustig!’, zegt de advocaat. ‘Mijn cliënt is duidelijk gespannen.’ Ze stelt voor om een korte schorsing te houden. ‘We kunnen toch gewoon op een positieve toon verdergaan?’, antwoordt de rechter.
De advocaat speelt handig in op het antwoord en loopt met de cijferlijsten van haar cliënt naar voren. In de jeugddetentie haalde F. voor het vak rekenen een tien. ‘Wauw’, antwoordt de rechter. ‘Ik heb nog nooit een tien gehaald.’ F. voelt zich meer op zijn gemak en begint te praten. ‘Ik ben sinds jeugddetentie rustiger geworden en sta positiever in het leven.’
Het standpunt van de advocaat is duidelijk. ‘Geef deze 19-jarige jongen een kans. Hij heeft al zoveel meegemaakt. Het gaat nu drie maanden goed met hem. Hij wil zelfs de relatie met zijn moeder opbouwen.’ Ze stelt voor om F. vrij te spreken en hem in te schrijven voor een begeleid wonen-project.
Er is alleen een probleem. De komende maanden is er geen plek voor F. bij de wooninstelling. ‘In de tussentijd kan hij bij zijn vader in de Bijlmer wonen. Hij heeft zelfs een hond gekocht, zodat F. meer buiten komt’, antwoordt de advocaat.
De officier van justitie pleit voor een jaar jeugddetentie, waarvan zes maanden voorwaardelijk. ‘Je hebt wel een flat in brand gestoken.’
De verdachte doet demonstratief zijn vingers in zijn oren.
Die strafeis maakt iets los bij de verdachte. ‘Ik werk hier niet aan mee. Dit is echt bullshit. Ik wil jullie niet meer horen.’ F. staat op en wilt weglopen. ‘Ho Nordin, je moet nog een paar seconden luisteren’, roept de rechter. De verdachte doet demonstratief zijn vingers in zijn oren.
Voor de tweede keer tijdens de zitting probeert de vader van F. een foto te maken van zijn zoon. ‘Meneer, heeft u daar een telefoon? Dat is ten strengste verboden’, zegt de rechter. Zijn mobiel wordt door de beveiliging in beslag genomen. De moeder van F. begint te schreeuwen. ‘Je kan ook nooit eens normaal doen!’
Er wordt extra beveiliging naar binnen gehaald, voor zowel de vader als voor F. die niet meer wil meewerken. De zitting is gesloten.
De rechter doet 20 februari uitspraak.