AMSTERDAM – ‘Turkse ouderen zijn waarschijnlijk eenzamer dan andere etnische groeperingen in Amsterdam’, zegt Cultureel Antropoloog Ibrahim Yerden bij de bijeenkomst in stadsdeel Oost. Dinsdag 8 januari kwamen de stadsdeelvoorzitter, een Cultureel Antropoloog, verschillende maatschappelijke organisaties en ongeveer vijftien Turkse ouderen bij elkaar in de raadszaal. Het doel: oplossingen vinden voor de eenzaamheid onder Turkse ouderen in Amsterdam.
Negenenvijftig jaar geleden kwamen de eerste Turkse gastarbeiders naar Nederland. Met het idee om snel geld te verdienen en dan weer terug te gaan. Maar terug gingen ze niet. ‘Op het moment dat de gastarbeiders bleven, zijn er vanuit de overheid geen goede faciliteiten geboden om te integreren. Zoals het leren van de Nederlandse taal of uitleg over pensioenopbouw. Hierdoor voelen Turkse ouderen voelen zich niet thuis in Nederland, maar ook niet in Turkije. Ze leven geïsoleerd in Amsterdam. Het gevolg is eenzaamheid,’ zegt Mustafa Ayranci, voorzitter van de Turkse arbeidersvereniging in Nederland (HTiB).
‘We hebben hulp nodig’
Mustafa Ayranci
Trots
Er zijn geen precieze cijfers over de eenzaamheid van Turkse ouderen. ‘Het is een vermoeden’, zegt Antropoloog Yerden. Wel presenteerde de GGD Amsterdam in 2016 het rapport Eenzaamheid in beeld. 25 procent van de Turkse Amsterdammers voelt zich ernstig eenzaam. Een veel hoger percentage dan de negen procent eenzame Marokkaanse Amsterdammers. Terwijl deze groep dezelfde migratieachtergrond heeft. Zij kwamen ook als gastarbeiders naar Nederland.
Volgens Yerden speelt een sociaal cultureel mechanisme binnen de Turkse gemeenschap een grote rol. ‘Turken voelen zich sterk verbonden met hun nationaliteit. En hebben hierdoor ook een trotser gevoel dan bijvoorbeeld Marokkanen.’ Deze gevoelens zijn volgens Yerden ontstaan tijdens de geschiedenis van Turkije, tijdens het Ottomaanse Rijk. Tussen 1299 en 1922 hadden Turken de macht over een groot islamitische rijk. Dit gebied spreidde zich uit van Noord-Afrika, Azië en een stukje Europa. ‘Vanuit deze macht is ook een zekere trots ontstaan die nog steeds voortleeft in de genen van de Turken.’
Dat gevoel zorgt er nu voor dat Turkse ouderen niet graag om hulp vragen. ‘Ze moeten een drempel over.’ Ze zullen bijvoorbeeld niet snel aankloppen bij hun kinderen voor geld. ‘De schaamte is te groot. Het is ongebruikelijk om dit te vragen binnen de Turkse cultuur.’ En zo is praten over eenzaamheid ook nog een taboe.
Oplossingen
‘We hebben hulp nodig,’ zegt Ayranci tijdens de bijeenkomst. Maarten Poorter, stadsdeelvoorzitter van Amsterdam-Oost, neemt het woord: ‘Eenzaamheid vreet aan ons. We moeten samen op zoek gaan naar oplossingen.’ Een oplossing die wordt genoemd is om een woongroep voor Turkse ouderen te bouwen. Eerder kwamen er al woongroepen in de Bijlmer voor Chinezen en Hindoes. Dit bleek een geslaagd project. De Turkse ouderen die aanwezig zijn, voelen hier weinig voor. ‘Turken willen graag in Oost blijven wonen. Niet op IJburg of in de Bijlmer,’ reageert één van de Turkse ouderen.
Verschillende andere initiatieven worden aangedragen. Het parkeergeld moet lager voor ouderen boven de 70 jaar, zodat hun kinderen op bezoek kunnen komen. Dagbestedingsactiviteiten. En manieren hoe de hulpverlening ouderen kan bereiken. In de raadszaal staan de maatschappelijke organisaties één voor één op. Dynamo, Civic Amsterdam en Kraaipan. Ze vertellen wat ze te bieden hebben. Volgens Poorter zijn er al wel voorzieningen, maar worden de Turkse ouderen nog niet bereikt.
De bijeenkomst duurde tweeënhalf uur. De Turkse ouderen hebben twee keer het woord gekregen. Voor de rest niet. Moustafa Cezim is een van hen. Hij is voormalig voorzitter van de Turkse ouderenraad. Twintig jaar lang zorgde hij voor een plek in Oost waar Turkse ouderen elke dag konden langskomen voor een praatje. ‘Het was een soort therapiesessie.’ Nu is het overgenomen door iemand anders en zijn de sessies teruggevoerd tot één keer per week.
Cezim is blij dat ze hun stem hebben kunnen laten horen. ‘Maar de oplossingen staan nog in de kinderschoenen. We praten al drie jaar over veranderingen. En het blijft bij woorden.’