Ad Verbrugge noemt zichzelf geen pessimist. ‘Zeer kritisch’ over de rol van ‘de computer’ in het onderwijs is de Leidse filosoof wel. In november schreef hij er een essay over voor de bundel die hij samen met Jelle van Baardewijk samenstelde: Onderwijs in tijden van digitalisering.
‘Er bestaat een hype rondom alles wat met ICT te maken heeft’, benadrukt hij tijdens een gesprek in zijn kamer op de Vrije Universiteit. ‘Dat gaat ten koste van de kwaliteit van het onderwijs.’ Niet alleen iPads en digiborden, maar ook schrijven met pen en papier en klassieke talen zijn belangrijk voor het onderwijs van de toekomst.
'We moeten inzien hoe zinvol analoge leerprocessen zijn'
Jij zegt: docenten zouden ICT niet als doel op zich moeten zien. Ik ken geen docent die zou zeggen dat hij dat wel doet.
Het gaat me erom dat helder moet zijn waarom je een bepaalde technologie wilt gebruiken. Het spreken over nieuwe technologieën leidt in het onderwijs al snel tot het gevoel van de noodzaak om een nieuw systeem in te voeren, zonder dat is nagedacht over de vraag of digitalisering noodzakelijk is en of dat tot betere resultaten leidt.
De wereld wordt steeds digitaler. Is gebruik van computers in het onderwijs niet gewoon een must?
Natuurlijk, maar de vraag is hoe en in welke mate. In de jaren ’80 en ’90 heeft de computer zijn intrede gedaan in ons dagelijks leven. We zijn een aantal decennia verder, nu moeten we er kritisch naar kijken; het medium kent ook schaduwzijden. Met de groei van verkeer was het ook niet anything goes. Er kwamen verkeersregels die de organisatie en infrastructuur bepaalden en ook grenzen stelden aan de manier waarop we ons gedroegen.
Heeft u zelf een idee van wat goede ‘computerregels’ zouden zijn?
We moeten eerst inzien hoe zinvol analoge leerprocessen zijn. Simpel voorbeeld: leren schrijven met een pen is niet alleen goed voor je fijne motoriek, maar ook voor woordbeeldherkenning. Volgens onderzoek werkt het beter tegen het ontstaan van dyslexie dan typen. Plus: wat je opschrijft onthoud je veelal beter dan wat je intikt.
U zegt niet pessimistisch te zijn, maar zo klinkt u wel een beetje.
Optimisme en pessimisme zijn moeilijk te meten. Net zoals de stoomtrein dat ooit deed, verandert ICT nu de wereld om ons heen. Het probleem is dat we daar niet bij stilstaan en alleen maar voordelen zien. We vragen ons zelden af wat de rol van de computer in ons leven is, en wat we willen dat die is. Nog een voorbeeld: te veel dynamische beelden zijn slecht voor de ontwikkeling van het brein; er is genoeg wetenschappelijk onderzoek om dit te ondersteunen. Jonge kinderen raken overprikkeld en de neocortex ontwikkelt zich slechter. In het onderwijs is dat funest.
Tegelijkertijd pleit u voor meer kwaliteitsfilms en series in het onderwijs. Dat zijn toch ook dynamische beelden?
Ik zeg niet dat we films moeten afschaffen in het onderwijs. In tegendeel: je zou daar veel meer mee moeten doen. Een docent moet alleen geen slaaf worden van een digibord, maar ook de vertaalslag maken van het beeld naar het woord. Het is belangrijk dat je leert kijken en luisteren en vervolgens over die film – of zelfs over die game – gaat praten.
In uw essay noemt u Duits een elementair vak waarvan u het zonde vindt dat het minder onderwezen wordt dan in uw jeugd. Kan programmeren niet evengoed een ‘elementair vak’ zijn.
De formele logica en wiskunde liggen ten grondslag aan programmeren. Bovendien ontwikkel je door het leren van talen en hun structuren ook het vermogen om allerlei complexe verbindingen te leggen. Dat vermogen komt van pas wanneer je gaat programmeren. Heel wat classici zijn terechtgekomen in de programmeerwereld.
'Ik hoef mijn eigen vak niet te promoten'
Dus liever Duits en logica, dan programmeren als vak?
Duits en wiskunde lijken me prima als basisvakken. Logica komt uit de filosofie – mijn eigen vak hoef ik niet zozeer te promoten; eventueel zou je binnen het kader van wiskunde iets aan programmeren kunnen doen.
En dan wiskunde zonder rekenmachines en verhaaltjessommen, neem ik aan?
Niet per se zonder, maar je moet zien dat er sprake is van twee verschillende niveaus. Door verhaaltjessommen bestaat het risico dat kinderen onvoldoende oefenen in de pure wiskundige operatie; en om goed wiskunde te leren moet je oefenen in de formele taal van de wiskunde zelf. Dat is mijn bezwaar tegen realistisch rekenen en het gebruik van een grafische rekenmachine. Mijn kinderen zijn heel blij met dat ding, maar dat betekent niet hun wiskundig inzicht groeit.
Dus oude onderwijsvormen – laten we zeggen van toen u jong was – leiden tot een betere ontwikkeling van intelligentie dan nu?
Ja, dat is zo. Hoewel het in mijn tijd ook niet allemaal geweldig was.
Dus als je doordenkt, zegt u dat u nu slimmer bent dan uw kinderen later op uw leeftijd zullen zijn?
Slimmer is niet helemaal het woord, maar de kans is vrij groot dat ik op meer gebieden ‘kundiger’ ben ja. Neem de beheersing van vreemde talen onder mijn eigen studenten: alleen actief Engels is verbeterd, maar ik kan niet meer met een Duitse tekst komen. Die kunnen de meesten niet meer lezen.