Amsterdams ijverigste studenten hebben geen verblijfsvergunning

De meest enthousiaste studenten van Amsterdam vind je om de hoek van de Hermitage. In het Wereldhuis geven vrijwilligers taalles aan ongedocumenteerde stadsgenoten. ‘Het gaat bij ons niet over achtergrond; hier mag je gewoon mens zijn.’

‘Ik hou van jou: wat betekent dat?’ In een klein, tochtig lokaal aan de Nieuwe Herengracht zitten achttien studenten dicht op elkaar. Het past net. Geconcentreerd luisteren ze naar hoe docent Hanneke Last (33) het dictee opleest. Twee jonge Eritrese mannen delen samen een stoel en halen hun vingers langs de net genoteerde zin. Klopt het? Aan de overkant van de tafel roept een vriend iets in zijn eigen taal. Het klinkt zangerig: liefdevol, bijna. ‘Ik versta het niet’, zegt Hanneke, ‘maar inderdaad.’ Ze legt haar handen op haar borst en de groep herhaalt de zin met luide stem. ‘Ik hou van jou.’

In Amsterdam wonen ongeveer vierduizend ongedocumenteerden, schatte het Ministerie van Justitie en Veiligheid in 2013. Als je de achttien gepasseerd bent, heb je als volwassene zonder verblijfsvergunning geen recht op onderwijs. Werken mag ook niet. ‘We doen er alles aan om een volledige stilstand te voorkomen; maar de mogelijkheden zijn beperkt’, vertelt Renate Bos, coördinator bij het Wereldhuis. In de achttiende eeuw was het statige grachtenpand een tehuis voor chronisch zieken; nu biedt de protestantse diaconie onderdak en begeleiding aan ongedocumenteerde migranten en vluchtelingen, waaronder taallessen.

Onorthodox

‘We zijn gewoon een groep mensen die op maandagochtend samenkomt’, vertelt Floortje Aalst (34). Floortje, docent sociologie aan de Hogeschool van Amsterdam, en Hanneke, actrice en theatermaker, begonnen drie jaar geleden met hun eerste klas. Met een kop koffie in de hand zitten de vriendinnen in hun

'Het lokaal zit soms zo vol dat het bijna niet past.'

leslokaaltje aan de gracht. De zon schijnt fel op het water, maar binnen is het koud; de verwarming doet het niet. Op tafel ligt een stapeltje lesboeken en wat opdrachtenvellen. ‘Ik wilde iets duurzaams doen’, vertelt Hanneke. ‘Een betere beheersing van het Nederlands helpt onze studenten in hun dagelijkse leven.’

De lessen zijn erg onorthodox, vertelt Floortje. ’Het lokaal zit soms zo vol dat het bijna niet past. We weten niet altijd wie er komt opdagen en met welk niveau.’ Ook vandaag is het een zoete inval van studenten; twee mannen van eind twintig moeten staan, een man met een warme zwarte jas zit op een doos. Een ander, die achter het bord staat, wordt pas na tien minuten door de docenten opgemerkt.

Het lesmateriaal is beperkt en vaak door de vriendinnen zelf aangeschaft, de methode geïmproviseerd. De focus ligt daarom op de praktijk: hoe koop je een pakje boter in de winkel, hoe vraag je de weg op straat? ‘Het gevoel dat je niet genoeg kan doen – dat bekruipt me regelmatig als ik wegfiets’, erkent Hanneke. ‘Maar je doet wat je kan.’

Knuffelbeer

'We zijn een soort open huis.'

In de les wordt ‘structureel Nederlands’ gesproken, zegt Floortje streng. ‘Als iemand in het Engels begint, zeg ik: “huh, ik versta je niet” en dan proberen we met handen en voeten tot begrip te komen.’ Toch wordt er deze maandagochtend druk met elkaar gebabbeld in onverstaanbare talen. ‘Ze komen overal vandaan.Sudan, Nigeria, Syrië, Irak, Eritrea, Peru…’ Hanneke vult haar aan. ‘Marokko, Sierra Leone, Somalië..’ Soms krijgt iemand uit de klas ineens een verblijfsvergunning. ‘Dat is altijd fantastisch. Bij het Wereldhuis komen mensen met weinig perspectief op status, dus het is niet iedereen gegund’, vertelt Hanneke. Toch blijven ook statushouders soms terugkomen. ‘We zijn een soort open huis.’

Wanneer een lange man met een gebreide muts de les binnenkomt, krijgt hij van beide docenten een knuffel. ‘Hij is onze knuffelbeer’, vertelt Floortje na afloop. ‘Met de mensen die al maanden of jaren komen hebben we een leuke band. Dan kletsen we nog even bij na afloop; gewoon, over de dagelijkse dingen.’ Toch praten Floortje en Hanneke eigenlijk nooit over de moeilijke achtergrond van hun studenten. ‘Om heel eerlijk te zijn, ben ik daar niet zo in geïnteresseerd’, erkent HvA docent Floortje. ‘Onze studenten zijn zoveel meer dan alleen hun vluchtgeschiedenis. Hier mag je gewoon mens zijn.’

Lange adem

Een tijdelijke gemeenschap, noemt HvA docent Floortje haar klas. ‘Iedereen komt uit een ander land, heeft een andere geschiedenis. Wat hen verbindt is het verlangen Nederlands te leren.’ Gezelligheid is daarin heel belangrijk, benadrukt theatermaker Hanneke.

'Het paard bent in de wei. Goed of fout?'

‘Als iemand niet lekker in zijn vel zit, doe ik er alles aan om een glimlach op zijn gezicht te toveren. Je moet soms een lange adem hebben. Gelukkig hebben zij die zelf ook.’

Wanneer een meisje met een rode hoofddoek over het woord ‘gefeliciteerd’ struikelt, spelt de hele klas met haar mee. Een groot scala aan letters – i! y! u! – schalt door de kleine ruimte. Uiteindelijk verschijnt het woord op het bord. Het meisje glimlacht trots, de groep gaat opgewonden verder. ‘Het paard bent in de wei’, zegt Floortje. ‘Goed of fout?’ Een man met een Spaans accent schudt zijn hoofd. ‘Dat is niet goed, man.’

Foto bovenaan: Thomas de Man