De markt op het Waterlooplein moet al tien jaar op de schop. Niet als het aan marktkoopvrouw Astrid (57) ligt. Terwijl de gemeente werkt aan herinrichtingsplannen, hoopt Astrid dat de markt hetzelfde mag blijven.
De kleren, tassen en mutsen in haar collectie zitten vol kralen, veren en glitters. Astrid staat er kordaat tussen. Stevig ingepakt, want het is een koude middag. ‘Hier, wil je een stukje keukenpapier?’ Ze haalt een geplet rolletje achter haar stoel vandaan. ‘We snotteren hier allemaal hoor, met die kou.’
Astrid staat al 33 jaar op de Waterloopleinmarkt. ‘Mijn vader was marktkoopman. Hij verkocht radioapparatuur. Als kind hielp ik hem al; grote pret was dat. Dan kreeg ik patatjes en soms zelfs een stripboek.’ Op latere leeftijd deed ze een bloemistenopleiding. ‘Maar bloemen gaan toch wel snel dood, bedacht ik me.’ Ze lacht. ‘Nu maak ik zelf kleding, en die verkoop ik hier.’
(De tekst loopt door na de afbeeldingen)
Standplaatsen
'De gemeente wil marktplekken verplaatsen naar de klaagmuur'
De geplande reorganisatie van het Waterlooplein is nadelig voor de marktkooplieden. In het nieuwe plan staan bankjes en groen, maar grofweg 100 minder standplaatsen. Ongeveer 50 zonnige marktplekken verdwijnen. Van de nieuwe standplaatsen staan er 44 ingetekend op een nog te bouwen trap, direct aan de Stopera gelegen. Daar kunnen geen auto’s of stallen staan.
Astrid zit in het bestuur van de Marktvereniging Waterlooplein en verzet zich tegen de herinrichting. ‘De gemeente wil marktplekken verplaatsen naar de klaagmuur.’ Ze wijst naar de kant van de Stopera waar de kantine zit, terwijl ze een vuilniszak ontvouwt. ‘Dat noemen we op de markt zo, omdat er veel schaduw en wind is. Nog kouder dan hier, dus. En er komen minder mensen langs.’
Sociale functie
'Al die paradijsvogels hier... het is net Man bijt hond'
Er stopt een oude man bij Astrids kledingrekken. Zijn hoed, jas, broek, hemd en schoenen zijn bedekt met een luipaardprint. Hij trekt een vest – met luipaardprint – uit het rek. ‘Hoe duur?’ roept hij terwijl hij het vest omhooghoudt. ‘Twintig!’ roept Astrid terug. De luipaardman denkt even na, maar het vest verdwijnt weer in het rek. Hij loopt verder.
‘Al die paradijsvogels hier… het is net Man bijt hond. We hebben bijvoorbeeld Petertje. Petertje is autistisch en komt drie keer per dag langs, omdat hij z’n ei kwijt moet. Oh, en Engelbert. Hij heet eigenlijk Karel, maar hij denkt dat hij zanger Engelbert Humperdinck is. Soms zet ik muziek voor hem op, zodat hij kan meezingen. Eigenlijk heb ik een soort van sociale functie hier.’
Blijven
'Ga zelf maar eens een week op de markt staan'
Zelf vreest Astrid niet dat ze van de markt zal worden verdreven. Doordat ze al zo lang een standplaats heeft, krijgt ze voorrang op andere kooplieden. Wel vindt ze het zonde dat de marktleven in het nauw komt. ‘Nergens ontmoet je zo veel mensen. En het is toch gewoon fijn om nog dingen met je eigen ogen te zien, in plaats van ladingen te bestellen op internet?’
De gemeente is duidelijk over het doel van de plannen: een mooier en daarmee aantrekkelijker Waterlooplein. Maar daar gelooft Astrid niet in. ‘Mooie hoge hakken zitten ook niet altijd lekker’, zegt ze. ‘Ik heb ze al zo vaak gezegd: ga zelf maar eens een week op de markt staan. Dan begrijp je pas waar je mee bezig bent.’