Vrijeschoolgodfather Bart Hurkxkens (64) zit klem. Hoewel reguliere scholen elk jaar krimpen, groeiden vrijescholen de afgelopen vijf jaar landelijk met bijna twintig procent aan leerlingen. Ook in Amsterdam is de vraag groot, maar wet- en regelgeving weerhouden Hurkxkens, bestuursvoorzitter van de vrijescholen in Amsterdam en Amstelveen, ervan nieuwe scholen te stichten.
Deze week diende hij de aanvraag in voor een internationale vrijeschool in de gemeente Ouder-Amstel. Het doel: een zelfstandige vrijeschool in elk stadsdeel van Amsterdam – nu zijn dat alleen de twee Geert Groote scholen in Zuid. Hurkxkens: ‘We willen kinderen tot gelukkige mensen opvoeden. Dat worden ze als ze kunnen doen waar ze echt goed in zijn. Bij ons ontdekken ze hun talenten, samen ontwikkelen we die.’
Dat zegt elke school toch?
‘Wij menen het. Ik heb ooit een jongen in de klas gehad, Joep. Hij had zware dyslexie. Daar werkten we aan, maar het ging heel langzaam vooruit. Dus probeerden we Joeps onderwijs zo min mogelijk op taal te richten. Hij bleek meesterlijk in het repareren van een vrachtautomotor die we hadden staan. Nu is Joep directeur van een computerchipbedrijf in Grenoble. Zijn vader vertelde me laatst dat hij twee secretaresses had aangenomen om zijn dyslexie te compenseren.’
Als het vrijeschoolonderwijs zo goed werkt, waarom lukt het dan niet om nieuwe scholen te beginnen?
‘Een dorp of stad kan maar een X aantal zelfstandige scholen hebben. Ergens is dat logisch, want het Rijk kan natuurlijk niet oneindig veel uitgeven aan scholen. De overheidssubsidie is meer dan tachtigduizend euro per jaar. Omdat bestaande scholen hun subsidie niet kwijt willen, is het in Amsterdam vrijwel onmogelijk om een nieuwe school te stichten. Zelfs als de vraag evident hoog is. Ik heb hier een lijst met de namen van twaalfhonderd Amsterdammers die hun kinderen naar de vrijeschool willen sturen.’
Is het dan de schuld van de gemeente?
‘Nee. De wethouder van onderwijs probeert me te helpen. Het probleem zit in de Nederlandse wetgeving. Er ligt nu een nieuw voorstel op tafel, ‘Meer ruimte voor nieuwe scholen’, maar het duurt zeker twee jaar voordat het er komt. Tot die tijd kan het ministerie ook weinig doen; ik ga met regelmaat naar Den Haag om het erover te hebben.’
Wat gaat u doen?
‘Misschien wel de publieke opinie bewerken. Dat wil zeggen: een demonstratie organiseren. Ik ben tien jaar rector geweest op een middelbare vrijeschool in Zutphen. Het bleef daar heel lang hangen op nieuwbouw, dus hielden we een demonstratie met vijfhonderd mensen in de binnenstad. De wethouder trad af en er kwamen openingen. Nu hebben leerlingen les in een prachtig gebouw van architect Thomas Rau.’
Vindt u uw werk nog wel leuk, eigenlijk?
‘Zeker. Dit zijn de problemen die bij een bestuursfunctie horen. Wat al is gelukt zijn dependance-scholen van de Geert Groote School in Noord en West. Die krijgen helaas geen subsidie, waardoor ik op alle scholen moet bezuinigen en niet verder kan groeien. We maken geen enkele reclame, want ik kan niet zeggen: ‘Kom naar onze school; u heeft nog twaalfhonderd wachtenden voor u’.’
Juist op creatieve scholen gaat toch ook van alles mis?
‘We zijn minder op cognitief onderwijs ingesteld dan normale scholen. Dat leidt soms tot problemen. Stel: de onderwijsinspectie komt langs en ziet een groep spelende en rennende kinderen. Ze vragen aan de juf wat de leerlingen aan het doen zijn. ‘Rekenen’, antwoordt ze. Daar snappen ze in de eerste instantie niets van. Ze zien alleen maar chaos, terwijl ons onderwijs juist op spel is gebaseerd.
‘Ik heb me in organisatie gespecialiseerd omdat vrijescholen organisatorisch niet altijd sterk zijn. Maar alles wat mensen cultuur noemen, is ontstaan omdat we iets deden wat er daarvoor nog niet was. Daarbij gaan altijd dingen mis. Dat moet je durven.’