De Oosterparkbuurt verandert, wordt opgewaardeerd. De afgelopen vier weken gingen we de buurt rond: wat merken mensen daarvan? En wat vinden ze ervan? In deel 4 (slot): een klein portret van een veranderende buurt.
Dinsdagochtend, iets voor elven, het Boerhaaveplein in de Oosterparkbuurt. Een nieuwe Audi rijdt tegen het verkeer in en botst bijna op een langzaam rijdende Volkswagen Golf, bouwjaar ergens begin deze eeuw. Ze toeteren naar elkaar. Door langzaam naar voren te rijden dwingt de Audi de Golf achteruit. De bestuurders steken hun middelvingers op, en vervolgen dan hun weg.
Symbolisch voor de nieuwe tweedeling in de Oosterparkbuurt? Misschien, het ligt eraan wie je het vraagt.
Ja, zegt iedereen die we spreken, de Oosterparkbuurt verandert. Er zitten andere winkels en horeca dan tien jaar geleden, duurder vaak, iets hipper, en gericht op een ander publiek dan toen. Er wonen andere mensen: witter, welvarender, met andere auto’s en fietsen. Met de verkoop van sociale huurwoningen aan projectontwikkelaars veranderde de bevolkingssamenstelling, precies zoals Stadgenoot-woordvoerder Pim de Ruiter zei dat het doel ervan was.
De oude Amsterdammer, zei Erik Heinen, winkelier en voorzitter van de ondernemersvereniging van het Beukenplein, zie je hier amper meer. “Vroeger kwamen ze hier elke dag, nu moet je goed zoeken”, zegt hij over de klandizie van zijn delicatessenzaak. “Yuppies”, noemde Frans Ondunk, voorzitter van de huurdersvereniging, de nieuwe bewoners. Die “yuppies” zelf staan niet te springen iets tegen ons te zeggen. Een bewoner die voor bijna driehonderd euro per nacht zijn woning op AirBNB verhuurd, wil na lang twijfelen niet meewerken aan een artikel.
Lang niet iedereen is negatief over de veranderingen, ook oudere bewoners niet. Het Beukenplein, zei slager Peter bijvoorbeeld, daar gaat het nu goed. Het lééft er. Zijn klandizie is de laatste jaren iets afgenomen. Vroeger, ja, toen waren er grote gezinnen die veel vlees aten. Maar die zijn weg. En de nieuwe mensen kunnen het geld dat ze uitgeven aan een duur koopappartement niet bij hem besteden, dacht hij.
De hippe barretjes zijn bovendien niet exclusief voor witte, welvarende yuppen. Op een maandagmiddag zitten Marokkaans-Amsterdamse jongens naast twee oudere vrouwen, wit en zwart, koffie te drinken en een sigaret te roken. Binnen werkt een hipster op z’n Macbook. Misschien is de kracht van de Oosterparkbuurt anno 2017 juist haar diversiteit. De vraag is: leven mensen ook sámen, of vooral langs elkaar? Ook het antwoord daarop verschilt per ondervraagde. Een nieuwkomer merkt er niet zoveel van, een oudere bewoner denkt van wel, een ondernemer haalt z’n schouders op – zolang ‘ie maar kan verdienen vindt hij alles best, lijkt hij te zeggen.
En toch: één ding komt in alle gesprekken terug; woningbeleid. Niemand is vóór segregatie, dat arm en rijk in verschillende wijken en werelden leven – dat scheelt. Dat er wat sociale huur verkocht of gesloopt werd; aanvaardbaar. Maar het moet met mate, mag niet doorschieten. Daar vreest vrijwel iedereen voor: dat er teveel huurwoningen verkocht worden voor hoge prijzen, dat er teveel yuppen komt, en de oudere bewoners vertrekken. Dat de diversiteit, kortom, aangetast wordt, en de Oosterparkbuurt een buurt zoals zovelen in Amsterdam wordt. Onbetaalbaar.
Een buurt, zei bakker Johan Hartog, “is als een voetbalteam. Je kunt niet alleen spitsen hebben, je hebt ook verdedigers nodig. Het moet divers zijn. Dat is bij een buurt ook zo. Dus er moeten sociale huurwoningen zijn, maar ook koop. Mensen met verschillende achtergronden. Dat werkt het beste.”
Lees ook: