Is culturele diversiteit goed voor de Amsterdamse economie? Deze vraag stond afgelopen woensdag centraal tijdens het college ‘diversiteit’ in cultuurcentrum Pakhuis de Zwijger. Gastspreker Kasja Ollongren, wethouder van Economische Zaken en Cultuur, vertelde over de economische voordelen van een gemengde stad.
“Zou Amsterdam zo succesvol zijn geworden met alleen witte Hollanders?” Een vraag uit het publiek, gericht aan wethouder Kajsa Ollongren. “Ik denk van niet”, antwoordt ze. Gekleed in een zwart broekpak en bruine sneakers, spreekt zij het publiek toe. Dat bestaat uit een stuk of 30 Amsterdammers die naar Pakhuis de Zwijger zijn afgereisd voor haar college over de economische waarde van diversiteit.
De etnische diversiteit in Amsterdam neemt al jaren toe en zal ook de komende jaren blijven stijgen. Sinds 1992 daalde het aandeel autochtonen in de stad van 62 naar 48 procent. Volgens wethouder Kajsa Ollongren draagt deze diversiteit bij aan het economische succes in de stad. Zij baseert haar conclusies op onderzoek van de Gemeente Amsterdam.
“Zonder immigranten zou Amsterdam niet zo succesvol zijn.” De toon van haar stem klinkt ferm en energiek. In Amsterdam wonen 180 verschillende nationaliteiten. “Al honderden jaren is de stad een toevluchtsoord voor mensen die in eigen land werden vervolgd voor hun geloof of ideeën.” Ollongen denkt dat Amsterdammers van nature tolerant zijn. Ze zijn gewend geraakt aan mensen die anders zijn dan zij. Niet voor niets had Amsterdam drie vrijwilligers per Syrische vluchteling.
“Die open ‘mindset’ stimuleert economische groei. Als je verschillende mensen bij elkaar zet, komen ze tot verfrissende ideeën. Dit leidt tot meer creativiteit en innovatie. Daar komen weer nieuwe producten en diensten uit voort.” Culturele verschillen prikkelen economische diversiteit, aldus Ollongren.
“Het is niet goed als je als stad afhankelijk bent van maar een paar sectoren.” Ze wijst op Limburg. “De inwoners leefden vooral van de mijnbouw. Toen die industrie instortte, waren er geen andere sectoren om op terug te vallen. Het duurde jaren voor het gebied weer opkrabbelde.”
“Een creatieve omgeving trekt internationale bedrijven aan uit verschillende sectoren”, vervolgt de wethouder. “Zij brengen werkgelegenheid mee. Grote bedrijven willen geassocieerd worden met het positieve imago van een stad. Zo worden zij aantrekkelijker voor goede werknemers uit alle delen van de wereld.”
“Maar hoe stuur je als gemeente dan aan op diversiteit? Dat mis ik een beetje in uw verhaal.” Met een vragende blik kijkt een man van middelbare leeftijd de wethouder aan. “Je kunt er maar deels op aansturen”, antwoordt Ollongren. “Wel kun je bedrijven ruimte geven. We kunnen het makkelijk of moeilijk maken om mensen uit andere landen aan te nemen.”
Nog meer vragen uit het publiek. Hoe kan iedereen in Amsterdam profiteren van de economische voordelen? En hoe voorkomen we dat Amsterdam het nieuwe Venetië wordt? “Het is belangrijk om met buurten te praten en per gebied te kijken wat nodig is, antwoordt de wethouder. Wel erkent ze dat er uitdagingen zijn. “De stad groeit met 15.000 mensen per jaar. Daar valt niet tegenop te bouwen. Dit zorgt voor druk op de huizenprijzen, maar ook voor meer drukte in de stad. Het is niet de bedoeling dat Amsterdam verandert in een ‘dertien in een dozijn’ stad. Het winkelaanbod moet divers blijven. Daar moeten we als gemeente aan werken.”
Dan is het uur om. Ollongren haast zich naar een andere afspraak. “Typisch beleidspraatje”, fluistert een man met kort, grijzend haar. “Mooie praatjes, maar erg concreet is het niet.” De man naast hem had ook wat meer diepgang verwacht. Langzaam verlaat het publiek, overwegend blanke mannen van middelbare leeftijd, de kleine zaal.