Ruim vier miljoen Nederlanders zijn mantelzorgers. Maar niet iedereen geeft evenveel hulp, en gevolgen zijn niet voor iedereen gelijk. Alice de Boer, onderzoeker voor het Sociaal en Cultureel Planbureau, houdt donderdagmiddag haar oratie aan de VU over ongelijkheid in de informele hulp.
Met je ouders meegaan naar het ziekenhuis, zorgen voor een zieke partner of je opa helpen met schoonmaken. Als je hulp geeft aan iemand in je nabije omgeving die gezondheidsproblemen heeft, ben je een mantelzorger. In 2015 is het aantal mantelzorgers niet groter geworden, concludeerde Trouw deze week op basis van cijfers van het SCP. Dat is tegenstrijdig met de verwachting: sinds 2015 doet de overheid namelijk juist een groter beroep op de burger om zijn medemens te helpen.
Volgens Alice de Boer is de conclusie die de media trokken uit het rapport van haar collega’s dan ook niet terecht. “Het rapport gaat niet over het aantal mantelzorgers, maar over het aantal mensen dat zorg krijgt”, zegt ze. “Het klopt dat het lijkt alsof in 2015 minder mensen mantelzorg kregen. In het rapport wordt dat ook genuanceerd: ze vergelijken alleen 2015 met voorgaande jaar, wat bovendien een overgangsjaar is. Als we naar een langere periode kijken, zien we juist dat meer mensen zorg nodig hebben.”
Verwacht u dat het aantal mantelzorgers hierdoor gaat stijgen?
“Er komen steeds meer ouderen bij, dus zij zullen ook meer hulp van hun omgeving vragen. Ik ben zelf vijftig, mijn ouders en schoonouders zijn op leeftijd. De kans is gewoon erg groot dat ik ze de komende jaren zal gaan helpen. We zien ook dat juist de oudere groep mantelzorgers gegroeid is: 65-plussers die voor hun zieke partner of oude ouders zorgen.”
In uw rede heeft u het ook over de negatieve gevolgen van mantelzorg. Zijn die de laatste jaren toegenomen?
“We weten niet in hoeverre de gevolgen van mantelzorg groter worden. Of mensen zich vaker zwaar belast voelen. Wat we wel weten is dat ruim 600.000 mensen langdurig en intensief mantelzorg geven. En dat 400.000 mantelzorgers overbelast zijn vanwege de zorgtaak, waaronder veel vrouwen. Ook zien we dat één op de tien werkende mantelzorgers stopt met werken, of minder gaat werken. Of deze groepen groeien, weten we pas aan het einde van dit jaar, wanneer de cijfers over 2016 bekend zijn.”
In uw rede geeft u aan dat vrouwen vaker mantelzorgen dan mannen.
“Dat is inderdaad zo. Daarmee is niet gezegd dat mannen helemaal geen mantelzorg geven, maar wel dat vrouwen geven al jarenlang méér hulp. Ze hebben het ook eerder door als iemand in hun omgeving hulp nodig heeft. In absolute aantallen geven 2,5 miljoen vrouwen mantelzorg, tegenover 1,8 miljoen mannen. Dat verschil is niet per definitie negatief. Wat problematisch is, is dat áls vrouwen eenmaal hulp geven, ze zwaarder belast worden. Het is een groep die we goed in de gaten moeten houden.”
Waarom worden vrouwen zwaarder belast?
“Als je kijkt of mannen en vrouwen zorg combineren met werk, of hoe intensief ze hulp geven: dat maakt allemaal geen verschil. Ik vermoed dat vrouwen zwaarder belast worden door de houding die ze aannemen. Vrouwen lijken zich vaker dan mannen zorgen te maken om mensen in hun omgeving.”
Zijn er meer groepen waar u zich zorgen om maakt?
“Een groep die problematisch kan worden, zijn de jonge mantelzorgers. Als een gezinslid ziek is, kan dat grote gevolgen hebben voor scholieren en jong-adolescenten. Er zijn indicaties dat de jongeren die in deze situatie zitten intensiever spijbelen dan hun leeftijdsgenoten. Dat kan langdurige gevolgen hebben, bijvoorbeeld als ze hun studie niet afronden of andere problemen ondervinden. We weten nog niet welke langdurige effecten mantelzorgen op jongeren heeft. Dat is een groep waar ik graag onderzoek naar wil doen.”
Hoe kunnen we die negatieve gevolgen tegengaan?
“Scholen zijn over algemeen nog niet zo mantelzorgvriendelijk. De verschillen per school en per zorgcoördinator zijn groot. Sommigen zien dat scholieren een ernstig probleem kunnen hebben als een gezinslid ziek is. Maar andere coördinatoren stellen vraag: wat is dat eigenlijk, mantelzorg, moet ik daar iets mee? Daar is veel winst te behalen.”
Donderdagmiddag houdt prof. dr. ir. Alice de Boer haar inaugurale rede: ‘Wie maakt het verschil? Ongelijkheid in condities en consequenties van informele hulp’ aan de faculteit Sociale Wetenschappen van de VU. Daarnaast is ze werkzaam bij het Sociaal en Cultureel Planbureau te Den Haag.