In deel één van onze Afrika Cup reeks spreken we met Issa (28) en Tarek (30): twee Marokkaanse Amsterdammers in een café op een afgelegen industrieterrein in Amsterdam-Noord. Op een scherm achter in de bar speelt het Marokkaanse elftal tegen Togo, maar dat kan hen niets schelen. Beiden zijn meer Ajacied dan Marokko-supporter. Zij kennen elkaar van vroeger uit de buurt en later zaten ze samen op een school voor moeilijk opvoedbare kinderen. Hun levens liepen parallel tot de middelbare school. Daarna scheidden hun wegen.
Issa is in Amsterdam-Noord geboren en getogen. Zijn vader kwam hier in 1978. Tien jaar later volgde zijn moeder. Issa mocht van zijn vader niet naar buiten. De enige plek waar hij heen mocht was de bibliotheek. Dus bedolf hij zich in de boeken en haalde voor toetsen negens en tienen. Hij kwam van de basisschool af met een VWO-advies op zak. Alles ging goed tot de middelbare school.
Tarek komt uit een Spaanse enclave in Marokko en verhuisde op zijn 9e met zijn moeder naar Nederland. Zijn vader kwam ook mee, maar vond het te koud en is gelijk teruggegaan. Tarek mocht met zijn vader terug naar Marokko of hier blijven bij zijn moeder. Hij koos ervoor om in Amsterdam te blijven, maar had daar soms spijt van: “Je komt uit een bepaalde cirkel en je kunt geen kansen voor jezelf creëren. In die tijd was er in Nederland geen ruimte voor jongens als ik. De Marokkaanse jongeren hebben het nu beter dan wij toen.”
Issa: Ik was op de middelbare school echt een kutmarokkaan. Na een jaar werd ik er vanaf gestuurd.
Tarek: Ik heb het drie maanden volgehouden en toen werd ik eraf geflikkerd. Ik hield van vechten, ik hield van actie, ik was opstandig.
Issa en Tarek werden allebei naar een school voor moeilijk opvoedbare kinderen gestuurd.
Issa: We zaten daar tussen de mongolen. We moesten een uurtje leren en daarna mochten we spelen. Terwijl de rest van Nederland aan het leren was zaten wij te gamen! Voor straf werden we gevloerd of naar huis gestuurd.
Tarek: Dat is de beroepsopleiding voor criminelen. Óf je wordt junk, óf je moet jezelf het rechte pad op trekken.
Wat heb je daar allemaal gedaan?
Tarek: Gewoon chillen. Ik hou ervan om mensen te ontmoeten, om nieuwe talen te leren en de cultuur op te snuiven.
Hoe betaalde je dat dan?
Tarek: Dat betaal ik gewoon. Ik werk bij mijn moeder in de catering en nou ja, je doet er wat dingetjes bij…
Wat voor soort dingetjes?
Tarek: Niets ernstigs, maar gewoon wat iedereen doet. Ik probeer mijn centen te verdienen zonder mensen te schaden.
Verkoop je wiet of ook andere dingen?
Tarek: (lachend) Wiet is het beste om te doen hier in Nederland. Anders krijg je met hele rare types te maken. Daar heb ik geen trek in. Ik verkoop het aan de coffeeshop, krijg er een paar duizend euro voor en dan kan ik weer weg.
En je moeder, wat vond zij?
Tarek: Lange adem. Zij heeft echt een hele lange adem. Op een gegeven moment trek je jezelf weer een beetje het rechte pad op en dat vond ze fijn.
Issa: negentig procent van die jongens zijn weer op het rechte pad gekomen. Ze werken gewoon en hebben dit allemaal achter zich gelaten. Maar ik ben als enige gaan studeren. Volgend jaar wil ik een master Internationale Betrekkingen gaan doen.