Nieuw opgerichte partijen moeten zich vooral niet te veel op Amsterdam richten tijdens de campagne voor de landelijke verkiezingen van 15 maart. Dat zegt bestuurskundige Joost Smits, werkzaam als politiek strateeg en data-analist bij de Politieke Academie. De non-profit stichting ondersteunt politieke partijen en overheden bij het voeren van campagnes.
Amsterdam vormt geen goede basis voor democratische vernieuwing, legt Smits uit: “Vrijwilligers, geld en tijd zijn allemaal schaars. Als je nieuwe partij bent, moet je om Amsterdam heen lopen. Niet omdat ik dat vind, maar omdat data dat laat zien.” Hij baseert zijn uitspraken op enorme databases van verkiezingsuitslagen per stembus en op gegevens van het Centraal Bureau voor Statistiek en het Kadaster. Hij verzamelde de informatie over een periode van de Tweede Kamerverkiezingen in 2010 tot het Oekraïne-referendum in 2016.
“Uit onderzoek naar verkiezingsuitslagen over de hele wereld is een formule afgeleid”, zegt Smits. “Het aantal partijen dat een zetel haalt, is ongeveer gelijk aan de wortel van het totaal aantal zetels. Als er dus zestien zetels zijn, verwacht je dat vier partijen een zetel halen.” Bij Nederlandse gemeenteraadsverkiezingen blijkt dit zelfs net iets meer te zijn. In Amsterdam zou je in de gemeenteraad volgens die logica tien partijen verwachten, maar het zijn er maar acht. Smits: “Amsterdammers zijn behoudender, ze lopen allemaal naar de gevestigde partijen.”
“Daarbij komt dat de andere verkiezingsuitslagen in Amsterdam van de laatste jaren geen indruk van experimenteerdrang geven”, zegt Smits. Gevestigde partijen als D66 en GroenLinks hebben de hoofdstad juist nodig om volume aan zetels te vergaren. Smits: “Je zou als nieuwe partij misschien zeggen: we beginnen in Amsterdam, een groot stedelijk gebied waar we veel stemmen kunnen halen. Uitslagen van landelijke en gemeenteraadsverkiezingen laten zien dat dit niet werkt. Forget it.”