OOST – “Is het vandaag vrijdag de dertiende ofzo?” De Afghaanse Tamana staat in de keuken van het Tugelahuis in de Transvaalbuurt, met een grote groene bak couscous in haar handen. Het heeft te lang gekookt, en daardoor is het plakkerig. “Ik ben niet blij”, zucht ze.
Het is vrijdagochtend, kwart voor elf. Over anderhalf uur moet de couscous bezorgd worden bij zes bedrijven in de buurt. Tamana is één van de vijf vrouwen die kookt voor het cateringbedrijf Mevrouw Cous, dat in maart twee jaar bestaat. Het bedrijf is onderdeel van studentenorganisatie Enactus UvA en helpt integrerende vrouwen ervaring op te doen met de Nederlandse taal, terwijl ze gerechten bereiden uit hun eigen cultuur. Vandaag staat couscous met lamsvlees op het menu. Het is een extra drukke dag: er moet lunch gemaakt worden voor 42 mensen, terwijl het gemiddelde rond de twintig ligt.
In haar knalgroene blouse en Mevrouw Cous-schort beweegt Tamana druk door de keuken. Terwijl ze de paprika’s en koriander snijdt maakt ze samen met kookmaatje Sarah uit Ethiopië een nieuwe bak couscous klaar. Tamana kwam in december bij Mevrouw Cous terecht via Vluchtelingenwerk. Eerst liep ze een jaar stage bij de kapper, maar daar mocht ze niet blijven werken vanwege een zenuwprobleem in haar voet. Tamana zit in de bijstand en vindt het belangrijk dat ze iets terug kan doen voor de maatschappij. “Koken geeft mij ontspanning. Ik vind het leuk om mensen blij te maken”, legt ze uit.
Integrerende vrouwen hebben vaak moeite om in te stromen op de Nederlandse arbeidsmarkt. In het tweede kwartaal van 2015 was vijftien procent van de niet-westerse migranten werkloos, blijkt uit cijfers van het Ministerie van Sociale Zaken. Dat is hoger dan het landelijk gemiddelde, dat ongeveer zeven procent is.
Buitenlandse vrouwen meer buitenshuis laten doen is dan ook het voornaamste doel van Mevrouw Cous. “Het gaat erom dat ze zich comfortabeler voelen in de Nederlandse maatschappij”, vertelt Iris Kingma, penningmeester van de organisatie. “Je ziet ze opbloeien. Eén vrouw durfde eerst niet eens ‘hoi’ te zeggen tegen haar buurvrouw, nu kan ze een praatje met haar maken.”
Voor de stage krijgen de vrouwen alleen reiskostenvergoeding. “Wij doen het ook vrijwillig. Het geld dat we verdienen gaat vooral naar de huur van de keuken en boodschappen”, legt Kingma uit. Elke vrijdagochtend verzamelen de vijf vrouwen en een aantal studentenvrijwilligers om negen uur ’s ochtends om inkopen te doen. Op twee locaties – een in Oost en een in West – wordt er vervolgens gekookt voor zo’n tien bedrijven uit de buurt, die vijf euro per lunch betalen. Inmiddels hebben zeven vrouwen de stage van drie tot zes maanden afgerond en is er een flinke wachtlijst voor de locatie in West.
Tamana vluchtte veertien jaar geleden uit Afghanistan naar Nederland. “Ik ben voor mijn veiligheid hierheen gekomen. Ik had daar familieproblemen, maar daar wil ik liever niet over praten.” Door haar geboorteland is ze gewend om voor grote groepen te koken. “Waar ik vandaan kom zijn we heel gastvrij. Er kunnen zonder afspraak zo vier mensen extra mee-eten.”
Dat komt nu goed van pas. De nieuwe couscous blijkt niet genoeg te zijn, en het is al kwart voor twaalf. Snel racet één van de vrijwilligers van Mevrouw Cous naar de supermarkt, terwijl Tamana en Sarah extra groenten wassen.
Half één. Vrijwilligers van Mevrouw Cous stappen op de fiets naar de bedrijven, Sarah en Tamana maken de keuken schoon. Ondanks de stress is alles op tijd klaar. “Ik ben blij. Alles is van goede kwaliteit gemaakt”, zegt Tamana. Langzaam wordt de keuken schoner. “Ik ben moe”, zegt Sarah met een zucht. Tamana gooit het laatste restje saus over de overgebleven couscous. Tijd om te eten.