OOST – Aan het einde van het gesprek vat de welbespraakte Christel van de Craats, programmamaker, het idee van het FabCity-project misschien wel het beste samen. Er zijn tijdens de conversatie veel lijntjes opengezet, en dan opeens valt alles op z’n plaats. Op de vraag waar precies de toegevoegde waarde van het plan ligt, antwoordt ze: “Hier gaan mensen met verschillende achtergronden, vanuit de kunst, design, en technologie, samen werken aan maatschappelijk vraagstukken die in heel Europa leven, door te kijken in Amsterdam. En dan niet alleen maar praten, maar ook doen, experimenteren, het debat opzoeken.”
Op de nu nog lege kop van het Java-eiland zal in het kader van het EU-voorzitterschap tussen 11 april en 26 juni de FabCity verschijnen. Een deels zelfvoorzienende campus met een “learning lab”, waar studenten uit verschillende disciplines, van de HvA, HKU en het AMS instituut, samenkomen om tweeënhalve maand te werken aan Europese stedelijke vraagstukken. Denk aan thema’s als energievoorziening, zorg, huisvesting en klimaatadaptatie. “Er zal nadruk liggen op de duurzame stad”, vertelt Van de Craats, “die sociaal inclusief is en bestand tegen meer ecologische uitdagingen.” Bij dat laatste valt bijvoorbeeld te denken aan energie- en voedselvoorziening.
Een zelfvoorzienende campus
Ook bij het opzetten van de campus zelf is het de bedoeling dat duurzaamheid een grote rol speelt. Het gebied moet zoveel mogelijk zelfvoorzienend worden. Voor voedsel betekent dat dat het uit de regio Amsterdam zal komen. Op het winderige Java-eiland verrijst bovendien misschien een windmolen, en energie wordt zo efficiënt mogelijk verdeeld. Via een “smart grid” kunnen gebouwen met veel energie dat uitwisselen met gebouwen waar meer vraag naar energie is.
Toch zal er ook energie van buiten nodig zijn. “We hebben ook een paar grote werkplaatsen, met grote machines”, vertelt Van de Craats. “We hebben besloten dat we dat deel van het verhaal toch ook willen vertellen. Maar daar hebben we een speciaal deel van de campus voor ingericht.”
Volgens het plan dragen ook de bouwmaterialen bij aan een duurzame campus. Van de Craats: “Er wordt bijvoorbeeld gebouwd met bio-based materialen. Dan moet je dus denken aan zoiets als hennep. Er komt ook een veldje hennep op de campus.” Niet je doorsnee drugshennep, maar een speciale soort voor de bouw. “Dat wordt nog weinig gebruikt, maar het kan wel en is duurzamer.”
Samenwerken met stadsbestuur
Maar is dat echt zo? Hoe duurzaam en nuttig is het nou precies om op een groot terrein een campus te bouwen voor tweeënhalve maand? Volgens woordvoerster Natalie Bos is het antwoord tweeledig: “Het zit hem in de materialen die gebruikt worden en in de oplossingen die gevonden worden. Die oplossingen worden bovendien teruggekoppeld aan bijvoorbeeld stadsdelen en de gemeente. Die kunnen daar weer op voortborduren.” Denk bijvoorbeeld aan het circulair maken van de wijk Buiksloterham. Dat houdt in dat verschillende kringlopen, zoals die van water en afval, gesloten worden. Van de Craats: “In Buiksloterham ligt de ambitie om dat voor elkaar te krijgen. Dat is ook een thema dat op de campus terugkomt.”
Die resultaten zijn uiteindelijk vormvrij. De samenwerkende studenten kunnen verschillende eindproducten presenteren. Bijvoorbeeld een praktisch product, maar ook een filmpje, een tekst of zelfs een kunstproject. Vaag? Nee, volgens Bos. Ook een kunstproject kan stimuleren om in de toekomst dingen te doen. Bovendien is het ook het idee dat er praktische uitkomsten zijn, vertelt Van de Craats. Bijvoorbeeld: hoe kun je de Wildemanbuurt zo inrichten dat de openbare ruimte overgewicht tegengaat?
Toch benadrukken de twee uiteindelijk dat het project bedoeld is als meer dan de uitkomsten. Het samenwerken tussen verschillende disciplines is an sich al een doel. Bos: “Het idee is om juist eens anderen samen met de gevestigde orde naar problemen te laten kijken. De resultaten zijn deel van dat proces. Die komen nog, maar om daar te komen is het creatieproces cruciaal. Dat is wat wij faciliteren.”