CENTRUM – Als Nasir Higazi (69) het Ibis Hotel naast Amsterdam Centraal binnen stapt, wordt hij gelijk door twee hotelmedewerkers begroet. “Ik ga ze gelijk bellen”, roept de receptioniste ondertussen met een grote glimlach van achter de balie. Daarmee doelt ze op het keukenpersoneel, dat Higazi regelmatig eten meegeeft.
Dat eten is niet voor Higazi zelf, maar voor het naastgelegen Blaka Watra, een inloophuis voor daklozen. Daar is Higazi bijna dagelijks te vinden als vrijwilliger, vaak meer dan twaalf uur per dag. Van eten maken tot kleding uitdelen, de was regelen en kapotte koelkasten repareren: Higazi doet het allemaal. Sinds september haalt hij ook vluchtelingen op van Amsterdam Centraal, die in het inloophuis mogen overnachten. Voor zijn vrijwilligerswerk ontving hij in januari de prijs ‘Amsterdammer van het Jaar’.
“Ik wil iets terugdoen voor Nederland”, antwoordt Higazi op de vraag wat hem drijft zich zo veel uren vrijwillig in te zetten. Bijna dertig jaar geleden vluchtte hij uit Iran, waar hij al bijna vijf jaar militair was in de oorlog. “Ik wist dat ik daar niet normaal oud kon worden”, legt hij uit. Via Turkije kwam hij in Nederland. Hier vond hij zijn nieuwe thuis. Iets waar hij nog steeds elke dag dankbaar voor is. “Ik ben al dertig jaar in het lieve Nederland. Hier kan ik leven. Dus ik doe zo veel vrijwilligerswerk als ik kan.”
’s Ochtends om half zes begint zijn dag. Dan zit hij in de bus naar de speeltuin bij de Haarlemmer Houttuinen, dat vlak achter het inloophuis ligt. De speeltuin vol speeltoestellen, een kinderopvang, voetbalveld en tafeltennistafel moet schoon en netjes zijn als de kinderen komen, zegt Higazi. “Ik doe ook controle voor junkies. Die slapen hier soms. Als ze niet weg willen praat ik met ze. Dan zeg ik: “Er komen zo kinderen spelen. Je kunt hier niet slapen en drinken. Dat mag niet.’”
Tijdens de rondleiding van Higazi door de speeltuin wijst hij trots op een briefje op het raam van de lokale kinderopvang: ‘Nasir Higazi Amsterdammer van het Jaar’ staat erop. Het is het nieuwsbericht van een aantal weken geleden. “Hé Nasir”, klinkt het even later op straat. Het is iemand van het advocatenkantoor tegenover het inloophuis, waar Higazi ook regelmatig eten ophaalt. Nog geen honderd meter verderop zwaait iemand vanaf de andere kant van de weg. In de buurt kent iedereen hem. “Te veel mensen”, grapt hij.
Het is pas net middag, en de dag van Higazi gaat nog wel even door. Zo moet hij naar de wasserette en vanavond staat hij weer klaar voor de vluchtelingen. Zat is hij het nooit. “Ik ga door totdat ik niet meer kan”, zegt Nigazi. En die lange dagen, vindt hij helemaal goed zo. “Hier kan ik leven. Ik ben blij.”