Tweede master op Amsterdamse universiteit erg duur

800px-Uva33
Het UvA-gebouw aan de Oudezijds Achterburgwal
AMSTERDAM – Studenten die komend studiejaar een tweede master willen volgen, zijn aan Amsterdamse Universiteiten vaak veel duurder uit. Dat blijkt uit onderzoek van de Keuzegids van het Centrum Hoger Onderwijs Informatie. Het verschil kan oplopen tot duizenden euro’s per jaar, maar waar de hoogte van het collegegeld op gebaseerd wordt, is onduidelijk.

Aan de Radboud Universiteit in Nijmegen betalen studenten komend studiejaar voor hun tweede master een bedrag van 9.232 euro. Dezelfde studie in Amsterdam kost 13.400 euro – een verschil van bijna 32 procent. “Het lijkt soms alsof het tarief gebruikt wordt om gaten in de begroting op te vullen ”, zegt Josephine Verstappen, bestuurslid van de Landelijke Studentenvakbond (LSVB).

Het collegegeld voor de meeste universitaire opleidingen ligt vast, maar voor tweede masters geldt het zogeheten instellingstarief. De hoogte daarvan mag door universiteiten zelf worden bepaald. De LSVB vraagt universiteiten al jaren tevergeefs om transparantie in de financiële administratie. “De prijs wordt gebaseerd op de bijdrage van de overheid plus het wettelijk collegegeld” legt Verstappen uit. Dat verklaart echter niet waarom de verschillen tussen instellingen zo groot zijn. “Het wekt de schijn op dat universiteiten willekeurige bedragen vragen.”

Utrecht goedkoper
De Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit zijn de enige instellingen waar komend studiejaar het tarief voor het merendeel van de masters omhoog gaat. De Universiteit van Utrecht, tot dit jaar de duurste opleider, verlaagt de prijzen juist met 35 procent naar gemiddeld 11 duizend euro. Door deze aanpassing is de onderwijsinstelling nu goedkoper dan de universiteiten in Amsterdam en Leiden.

“De tariefverlaging heeft niet te maken met studentenwerving” zegt Wietske van der Langen van de Universiteit van Utrecht. “Ons tarief was gebaseerd op een verouderd bekostigingsmodel. We hebben de prijs nu aangepast naar een kostendekkend tarief.” Het uitgangspunt van de Universiteit van Amsterdam wijkt daar iets van af. Zij zeggen dat het tarief “minimaal kostendekkend” moet zijn.

Hoewel de LSVB tegen de hoge instellingstarieven is, waarschuwt de organisatie ook voor de gevolgen van grote prijsdalingen, zoals dit jaar in Utrecht. “De tarieven mogen nooit ten kosten gaan van de kwaliteit van het onderwijs.” De Universiteit van Amsterdam zegt dan ook geen druk te voelen om mee te gaan in de prijsverlaging van Utrecht. “Als je besluit om weer te gaan studeren zijn er meer factoren die meewegen dan de hoogte van het instellingstarief.”