Maandag
Bij binnenkomst zit Anneke achter de kassa. Één hand heeft ze aan de telefoon, met de andere scrolt ze over een computerscherm. “Ja… op 30 januari is de presentatie van de bundel van Mathijs Gomperts. Dat is interessant”, zegt ze in de hoorn. “En op 12 februari is er een in memoriam voor Sybren Polet.”
Vijf minuten later hangt ze op. “Een geïnteresseerde zonder computer. Ik nam even het programma met hem door.”
Ze zit deze middag alleen in de pas heringerichte winkel van Perdu. De kasten reiken nu hoger, er is meer ruimte in het midden van de kamer. Sommige boekentafels zijn nog leeg. “Gisteren was er een presentatie”, vertelt Anneke. “Dus we hebben de tafels even vrijgemaakt, voor drank en hapjes.” De programmaredacteurs zitten achter in het kantoor, maar ze zijn nu in bespreking. Op woensdagmiddag is er meer kans om ze te spreken, zegt Anneke. “Vanaf half vijf druppelen ze binnen.”
Woensdag
“Met Slagerij Van Kampen?” Onno neemt de telefoon aan, maar hangt al snel weer op. Hij ontvangt enthousiast, maar heeft slecht nieuws. “De redactievergadering? Die begint pas om zes uur vandaag.” Maar praten over de winkel en de poeziëweek wil hij wel. “Het is altijd wel ietsje drukker dan normaal, deze dagen”, vertelt hij. “Maar we zien dat het in het algemeen best goed gaat. Steeds meer mensen weten ons te vinden, misschien ook omdat andere winkels hun assortiment meer en meer verkleinen. Ja, zonder de subsidie van de kunstraad zou het niet lukken, en we zijn bijna allemaal vrijwilliger. Maar we doen het niet onaardig.”
Onno wijst naar de tafel met nieuwe uitgaves (Zwagerman, Wigman) en het poëzieweekgeschenk. Neem en Lees, van Stefan Hertmans. “Het is toch wel een trekker”, zegt Onno. “Het is een heel dun, maar heel goed bundeltje. Als je voor 12,50 aankopen doet, krijg je het gratis, en je ziet dat mensen dat nu komen doen.”
Een uur later ontvangt Onno net zo enthousiast als eerder. Maar hij heeft weer slecht nieuws. “De redactievergadering gaat niet door, helaas. Sorry. Morgen rond zes, dan is hij afgelopen. Dat kwam iedereen toch beter uit.” Hij loopt mee naar buiten om de natgeregende kist gratis boeken naar binnen te halen. Dan sluit hij de winkel.
Donderdag
De vergadering is net voorbij. In het kantoortje praten de paar redactieleden nog wat na, de notulen worden rondgestuurd. Directrice Marije verontschuldigt zich. “Ik moet nog wat bundels terugzetten in de winkel, dan kunnen we even aan de bar gaan zitten.”
Ze is al gauw weer terug. “Ik ben de eerste directeur”, vertelt ze. “De functie bestaat pas sinds 2012. We zijn van oorsprong echt een vrijwilligersorganisatie, maar sinds vier jaar zijn we op bepaalde gebieden gaan professionaliseren met twee betaalde krachten.” De winkel is schoner en gestroomlijnder geworden, vertelt Marije. Er is een barteam gekomen. De zalen zitten voller, vanwege betere communicatie. “Maar het blijft echt een vrijwilligersorganisatie. De betaalde krachten zijn ondersteunend.”
Over de winkel is zijn net als Onno positief. “Natuurlijk zijn er druilerige dagen dat er drie mensen komen of zo. Maar voor een zaak in zo’n nichemarkt als experimentele poëzie doen we het goed. Het is volgens mij ook een trend in Amsterdam, dat mensen het steeds leuker vinden om naar speciaalzaken te gaan.”
Ondanks de professionalisering heeft Perdu wat haar betreft nog steeds een speciale identiteit. “Dit is een fysieke plek, een ontmoetingsplek, waar mensen voortdurend over poëzie willen praten. En daar zijn we de enige in.” Dat het soms wat ontoegankelijk kan zijn, begrijpt Marije. “De eerste paar keer dat ik hier kwam dacht ik ook: wat is dit, wat doen die mensen hier allemaal? Maar ik hoop wel dat het eerder nieuwsgierig maakt dan afschrikt.”