Al meer dan twintig jaar wil het kleine Pianola Museum aan de Westerstraat uitbreiden. Daarvoor heeft het subsidie nodig, maar de instanties willen niet meewerken. “De gemeente denkt niet aan cultuurbehoud.”
DE JORDAAN – Kasper Janse zit op een houten stoel in het café van zijn Pianola Museum. De muren zijn versierd met vele schilderijtjes. Aan het plafond hangen lampenkappen met sliertjes. Het roodbruine interieur doet denken aan de jaren twintig van de vorig eeuw.
Het museum beslaat alleen de begane grond van het pand. Slechts honderd vierkante meter publieksruimte. Al 21 jaar heeft directeur/conservator Janse uitbreidingsplannen naar de verdieping erboven. De daarvoor vereiste woningonttrekking is al in 1995 goedgekeurd. Toch is er van de uitbreidingsplannen nog niks terecht gekomen. “Het is eindeloos getouwtrek waar wij altijd aan het kortste eind trekken”, vindt Janse.
‘Overtuigende visie ontbreekt’
Geldgebrek is het grote probleem. Het Pianola Museum heeft te weinig inkomsten om de bovenliggende verdieping te kopen of te huren. Zolang het aantal van vijfduizend bezoekers per jaar niet toeneemt – ter vergelijking: het Rijksmuseum heeft ruim twee miljoen bezoekers per jaar – gaan die inkomsten ook niet stijgen. In de periode 2013-2016 ontving het kleine museum een subsidie van vijfduizend euro van Stadsdeel Centrum voor de pianola concertserie. Eind 2015 stond er iets meer dan vijftienduizend onderaan de streep.
Het Pianola Museum is de afgelopen twaalf jaar niet in aanmerking gekomen voor subsidie via het Kunstenplan. Volgens de Kunstraad ontbreekt een overtuigende visie, een verbinding met de stad en een plan voor cultuureducatie. Ook de genoemde uitbreidingsplannen vond zij niet reëel.
De eigenaar van het pand, Stadsdeel Centrum, heeft volgens Janse geen animo om mee te helpen. Als de eerste verdieping van woonruimte naar museumruimte gaat, dan komt er een ander huurtarief. “Dat gaat de gemeente veel geld opleveren en wij moeten dokken”, zegt Janse. “Zij zien alleen vierkante meters en hoeveel dat hen gaat opleveren.”
Een woordvoerder van de gemeente zegt dat zij nooit subsidieert via gemeentelijk vastgoed.
‘Unaniem fantastisch’
De directeur/conservator is niet tevreden met de opstelling van het stadsbestuur. “De gemeente wordt steeds commerciëler. Ze denken niet aan cultuurbehoud. Dat is iets waardevols, iets moois uit het verleden bewaren en dat op een zinvolle manier inzetten. We hebben hier prachtige concerten. Het publiek vindt het unaniem fantastisch wat hier gebeurt.”
Janse heeft het gevoel voortdurend van de ene naar de andere instelling te worden doorverwezen. De gemeente Amsterdam, Stadsdeel Centrum, Afdeling Vastgoed, de wethouder Grondzaken, de wethouder Cultuur, ze verwijzen Janse allemaal door naar een ander. “Het is een gebed zonder end. Als dit overal zo werkt, dan komen er nooit waardevolle initiatieven van de grond. We hebben eindeloos vaak gezegd: help mee die impasse te doorbreken.”
Nieuwe aanvraag
Dit jaar probeert Janse opnieuw subsidie aan te vragen via het Kunstenplan. Het gewenste bedrag is zestigduizend euro per jaar. In het beleidsplan voor de periode 2017-2020 staan de nieuwe plannen. Een grote ontwikkeling is de gewenste ingebruikname van een nieuw extern depot, waardoor er meer ruimte vrijkomt in het museum. Na de herinrichting zal ongeveer tweehonderd vierkante meter publieksruimte beschikbaar zijn: een verdubbeling.
Janse hoopt met de subsidie het bezoekersaantal in eerste instantie te verdubbelen door de openingstijden te verruimen naar vier of vijf dagen in de week. Daarvoor is nu nog een gebrek aan vrijwilligers. Samenwerking met het Geelvinck Museum, beheerder van een collectie piano’s en vleugels, biedt mogelijkheden. Janse: “Een deel van hun vrijwilligers kan hier komen helpen om een gezamenlijke tentoonstelling te maken”.
De vorige beleidsplannen waren hoog gegrepen en niet goed uitgewerkt. Het nieuwe externe depot en de samenwerking met het Geelvinck Museum zijn volgens Janse een stuk concreter.
Maar het museum blijft hoe dan ook bestaan, ook als Janse wederom geen subsidie krijgt. “Zonder onze donateurs zouden we dit niet kunnen doen. Gelukkig zijn er mensen uit het hele land die het zinvol vinden dat dit soort cultuurgoed bewaard blijft.”