Maandag 18 januari speelde cabaretière Louise Korthals voor de laatste keer het succesvolle programma Zonder Voorbehoud in de Kleine Komedie in Amsterdam. Erik Verwey begeleidde haar op de piano, en componeerde het merendeel van de muziek.
AMSTERDAM Jazzpianist en componist Erik Verwey (1987) wrijft over de spieren van zijn onderarm, terwijl hij om de hoek het geroezemoes van een volle Kleine Komedie hoort. Dat heeft hij geleerd van Glenn Gould, de wereldberoemde vertolker van Bach. Gould legde zijn onderarmen en handen in een warme bak met water om zijn spieren los te maken voordat hij ging spelen. Op het Koninklijk Conservatorium Den Haag heeft Verwey onderzoek gedaan naar de kracht in je vingers. Kracht zit niet in de vingers zelf. Kracht komt uit de spieren in de onderarm. Je moet de armspieren opwarmen voordat je ze gebruikt. Net als het knie-heffen voor het sporten.
Vanaf de rechterkant van het podium wacht Verwey samen met bassist Kees Dijkstra af. Zo meteen begeleiden zij voor een laatste keer Louise Korthals met het programma Zonder Voorbehoud.
Om zichzelf scherp te krijgen herhaalt Verwey steekwoorden, zoals voor elk optreden. Focus. Niet te bescheiden. Blijf luisteren en legato spelen. Stevig de toetsen indrukken.
Beweeg mee. Gebruik je lichaamsgewicht. Dat had jazz-legende Peter Beets hem tijdens zijn opleiding op het conservatorium gedoceerd.
Eerder die avond herhaalde hij al de oefeningen van pianist Cor Bakker herhaald. Zonder pedaal twee klanken opbreken, zonder een ‘witje’ op te lopen. Dat zijn momenten zonder klank. Verbind de klanken. Van Es naar Bes, van G naar Es.
Het opgenomen intro van Zonder Voorbehoud begint te blazen uit de speakers. Dat heeft Verwey gecomponeerd samen met Mark van Bruggen, de oorspronkelijke bassist. Een opzwepende beat. Verwey trekt een halve grijns als hij de melodie hoort. Een thema uit de Sacre du Printemps van Igor Stravinsky. Dat was zijn idee.
In totaal traden Korthals en Verwey ongeveer 150 keer met dit programma op. Nu is Verwey er ook wel klaar mee. Het is tijd voor iets anders. Hij gaat meer zelf componeren en opnemen. Filmmuziek maken. En veel jazz- schnabbels spelen. Goed betaalde gigs, bijvoorbeeld op huwelijken. Ook kan hij zich nu de komende maanden richten op zijn master Informatierecht. Hij is wel benaderd door andere cabaretiers, maar misschien even geen ander cabaret. Tenzij het Louise Korthals is. Wanneer zij over anderhalf jaar terugkomt uit Londen, gaan ze aan een nieuw programma werken.
Verwey en Korthals vullen elkaar goed aan. Zij is impulsief. Hij is weloverwogen. Zij is een perfectionist. Hij vindt het lastig het laatste stapje te zetten. Tegelijkertijd kan Korthals soms te veel gas geven. Helemaal als het publiek niet reageert. Bijvoorbeeld toen ze het nummer “Zingen in de Kerk” speelden in een theater in Putten. Dat sloeg niet aan bij het Biblebelt-publiek.
Voordat hij Korthals kende, had Verwey nog een simpel credo: zangeres in de band, gezeik in de tent. Totdat ze begin 2012 via een project van de Theaterschool van Amsterdam met elkaar in contact gebracht werden en gingen repeteren. Hij wist niets van de kleinkunstcultuur. Zij wist niets van jazz. Zo begonnen ze. Hij componeerde het merendeel van de muziek, maar zij was wel zijn baas. Zij betaalde de rekeningen. Het podium is haar toko. Het doel is dat zij het beste speelt. Vol in de schijnwerpers staan zoals Korthals hoeft Verwey niet. Hij krijgt genoeg aandacht achter de piano en na het optreden. Tijdens het optreden is zij het middelpunt en hij de pianist.
Verwey betreedt moonwalkend het podium. Hij gaat achter de vleugel zitten en begint samen met bassist Dijkstra mee te spelen met het intro. Stravinsky echoot door de speakers. De zaal klapt. Louise Korthals komt naar voren en pakt de microfoon. “Dames en heren, vandaag voor een laatste keer voor u achter de toetsen: Erik Verwey!”