154 bewoners van de Kolenkitbuurt in Amsterdam-West moeten de komende maanden hun huis uit om plaats te maken voor bewoners die de koopprijs wel kunnen betalen. Khadija Ahfid en haar dochtertje van tien zijn de eersten die hun huis uit moeten, deze week al. Maar waarheen?
Khadija Ahfid (33) is bang. Als het even kan verlaat ze haar huis niet, angstig als ze is voor wat ze bij terugkomst aan zal treffen. Donderdag had de bewoonster van de Kolenkitbuurt haar appartement moeten verlaten, maar voorlopig heeft nog niemand op de deur geklopt. Na renovatie kopen, zoals woningcorporatie Rochdale wil, is voor haar geen optie. Daar heeft ze net als veel van haar buurtbewoners het geld niet voor.
De alleenstaande moeder van dochter Yasmin van tien is een van de 154 bewoners die de komende maanden het gebouw op de Blauwvoetstraat uit moeten, maar haar contract loopt als eerste af. Veel hoop op een goede afloop heeft ze niet: haar brievenbus maakt ze al lang niet meer open. Maandag protesteerde ze – koffers in de hand – met ongeveer dertig man voor de deur bij het hoofdkantoor van Rochdale, zonder effect.
“Het eerste wat ik doe als ik thuis kom van de school van mijn dochtertje of van boodschappen is kijken of de gordijnen er nog hangen, of mijn spullen nog in de woonkamer staan. Ik ben als de dood. Ik slaap niet, ik eet niet meer.”
Waar zou u heen gaan als u uw huis uit moet?
“Dan stort ik in. Ik heb geen ander onderdak waar ik naartoe kan. Ik sta dan letterlijk op straat. Als ik er alleen maar aan denk…”
Bij Rochdale zou men zeggen: ‘Ze weet al drie maanden dat ze eruit moet, het contract was tijdelijk.’ Heeft u nog gezocht naar andere huizen?
“Ik sta nu bijna elf jaar ingeschreven bij Woningnet. Elke week reageer ik op woningen, maar ik ben nog nooit uitgenodigd. Ik heb gebeld en gebeld voor urgentie voor een sociale huurwoning, maar daar heb je met een tijdelijke woning geen recht op, werd me gezegd. Bij de eerste brieven heb ik nog geprobeerd om een paar maanden te verlengen, omdat mijn buren er ook nog niet uit hoeven. Bij het laatste telefoontje zeiden ze letterlijk: ‘als je kan kopen blijf je, anders ga je eruit.’ Toen durfde ik ook niet meer te bellen.”
Waarom bent u ooit begonnen met tijdelijke woningen?
“Als ik wist dat ik nu in deze situatie zou zitten, had ik daar nooit voor getekend. Toen ik 23 was woonde ik bij mijn ouders en was ik getrouwd. Toen werd mijn dochtertje geboren. Ze begon te kruipen en te lopen en de onderbuurman had daar last van. Hij begon te klagen, we kregen elke dag de politie aan de deur. Op een gegeven moment kwam woningcorporatie Stadgenoot bemiddelen. Toen kwamen ze met een aanbod: een woning voor jou en je dochter. Dat is mijn grote fout geweest. Na ongeveer twee jaar moest ik eruit en in die tijd lag ik in scheiding, waar mijn ouders het niet mee eens waren, dus ik kon niet terug. Dit is nu mijn vierde tijdelijke woning. Het is het leven van een zigeuner.”
“In het begin was mijn dochtertje nog jong en merkte ze niet veel, maar vorig jaar en nu is dat anders. Het gaat slecht met Yasmin op school, ze komt met onvoldoendes thuis en ze huilt in de klas. Ze komt soms naar me toe om me te troosten, zegt dat we misschien wel helemaal niet weg hoeven. Dan zeg ik tegen haar dat het goed komt, terwijl ik weet dat het misschien helemaal niet goed komt. Ik weet dat het haar kan breken.”
Wat vindt u ervan als we even naar de brievenbus lopen?
“O God.” Ze is even stil, dan zacht: “Ik durf niet. Ik ben bang voor wat ik vind.”