Een rashond heeft gemiddeld negentien erfelijke aandoeningen. Dat blijkt uit de nieuwe Rashondenwijzer van stichting Recht & Dier die zondag verscheen. In de wijzer zijn 250 erfelijke aandoeningen opgenomen en bijna 100 rassen beoordeeld.
Het overzicht is uitgevoerd door vier dierenartsen en gebaseerd op onderzoek door onder meer de Universiteit van Wageningen, de Universiteit Utrecht en op enquêtes onder dierenartsen en hondenbezitters. De Franse bulldog staat bovenaan in de lijst van honden met de meeste aandoeningen.
Bij het fokken van de dieren doen zich twee problemen voor. Het eerste probleem is dat de dieren worden gefokt op uiterlijk, waardoor ziekten kunnen ontstaan. De Franse bulldog wordt bijvoorbeeld doorgefokt op een platte neus. De nakomelingen krijgen iedere keer plattere snuiten, wat uiteindelijk leidt tot dieren die steeds kortademiger worden.
Ten tweede zijn er de erfelijke ziektes die de dieren krijgen door selectie. Hans Baaij, directeur van stichting Recht & Dier, geeft aan dat dit komt door inteelt. “Sommige succesvolle fokkers hebben reuen die soms wel tegen de honderd keer een vrouwtje dekken en honderden kinderen per jaar hebben. Die pups zorgen onderling dan ook weer voor inteelt, want op gegeven moment zijn ze allemaal familie van elkaar”, zegt hij.
Rasstandaarden
Voor de uiterlijke raskenmerken zijn internationale voorschriften, oftewel rasstandaarden, waarin staat waaraan het ras moet voldoen. Volgens Hans Baaij, directeur van stichting Recht & Dier, moeten deze rasstandaarden worden veranderd. Bijvoorbeeld door te zeggen dat de Duitse herder geen korte achterpoten moet hebben.
Jan Rothuizen, hoogleraar Geneeskunde van Gezelschapsdieren aan de Universiteit Utrecht, geeft aan dat dit moeilijk is, omdat het gaat om internationaal overeengekomen eisen. Bovendien staat volgens hem in geen enkele rasstandaard iets wat tot problemen hoeft te leiden, maar zorgt het overdreven selecteren van honden op uiterlijke kenmerken voor problemen. Fokkers kunnen hier gelijk iets aan veranderen, vertelt Rothuizen.
Volgens Rothuizen hoeft inteelt geen probleem te zijn, als er maar genoeg genetische variatie is. Erfelijke ziektes kunnen ontstaan bij selectie, maar ondertussen wordt er ook tegen andere ziektes geselecteerd. “Dus het is ook zo dat veel rassen gezonder zijn dan gemiddeld, maar wel een heel hoge frequentie hebben van één of twee ziektes.”
Alarmfunctie
Rothuizen denkt dat het probleem met erfelijke ziektes oplosbaar is. Zijn project wordt door de overheid gesubsidieerd en staat los van de Rashondenwijzer. Via een online netwerk van alle Nederlandse dierenartsenpraktijken spoort hij de meest voorkomende ziektes op. Als de ziekte bij een bepaald ras vaker voorkomt dan bij een normale hond is er sprake van een erfelijke ziekte. Uiterlijk begin volgend jaar hoopt hij de resultaten binnen te hebben. Daarna kunnen DNA-tests worden ontwikkeld. Met behulp hiervan kan worden getest hoe het dier genetisch in elkaar zit. Vervolgens kunnen de dieren op een veilige manier worden gekruist. Zo wordt genetische variatie van het ras zo groot mogelijk te houden, en wordt er gezorgd dat de raspups de veelvoorkomende ziektes niet hebben.
Hans Baaij van Stichting Recht & Dier heeft kritiek op het plan van Rothuizen. “Hij beweert dat hij het probleem binnen een paar jaar oplost, maar dat is niet realistisch. Het fokken van een hoop hondenrassen moet worden gestopt. Met andere hondenrassen moeten ze ‘outcross’ toestaan. Dat wil zeggen: vermenging met honden van buiten het ras.”
Rothuizen zelf zet kanttekeningen bij de Rashondenwijzer. Het aantal erfelijke ziektes per ras zal volgens hem lager zijn dan de wijzer aangeeft. “De Rashondenwijzer heeft veel dingen uit allerlei literatuurbronnen bij elkaar gebracht. Van alles dat ergens in de literatuur gemeld nemen ze aan dat het ook in Nederland belangrijk is. Dat is in de praktijk niet zo”, zegt hij. “Maar toch is het heel nuttig dat de Rashondenwijzer die alarmfunctie heeft waarmee ze aangeven dat het niet goed gaat”, vindt Rothuizen.