Vanessa Jorissen (33) is in Leiden geboren, maar woont inmiddels zes jaar in Amsterdam. Na verschillende studies – theaterschrijven aan de Hogeschool van de Kunsten en politicologie aan Universiteit van Amsterdam – maakte ze ongeveer vier jaar geleden de switch naar stand-up comedy. Hoewel het begon als vrijetijdsbesteding, begint haar comedycarrière steeds meer vorm te krijgen.
Wat was je eerste gedachte toen je hoorde dat je genomineerd was?
“Ik dacht: ‘O jee’. Ik ben niet zo goed in wedstrijden en ik vind het vooral heel stressvol. Maar een aantal comedians om mij heen zeiden: ‘Oh joh, daar heb ik ook een keer aan meegedaan. Moet je doen’. En zij zijn goed terecht gekomen, zelfs degenen die niet door de voorrondes heen kwamen. Toen dacht ik: ‘Fuck it, ik doe het gewoon’.”
Wat trekt je aan in stand-up comedy?
“Stand-up comedy is de meest directe vorm van podiumkunst. Ik heb na mijn eerste studie geschreven voor theater en televisie, maar er zitten dan veel mensen tussen jouw tekst en de uiteindelijke uitvoering: de regisseur, de producent, de acteurs. Bij stand-up ben ik als enige verantwoordelijk. Ik kijk mensen op een leeg podium vanachter een microfoonstandaard recht in hun waffel aan. Dat rauwe aspect vind ik mooi.”
Je humor wordt omschreven als gortdroog.
“De situaties die ik pak gaan meestal over de lulligheid van het leven. Ik denk dat ze heel herkenbaar zijn voor mensen, want het leven is ook redelijk lullig. Verder ben ik niet heel grof, maar zeker niet tuttig. Ik probeer onderwerpen die in de taboesfeer liggen vaak open te breken.”
Kun je een voorbeeld geven van de lulligheid van het leven?
“Ik heb deze nog niet helemaal uitgewerkt, maar: het lijkt me ontzettend lastig voor mannen, die zelf geen vagina hebben, om voor het eerst een vrouw te moeten beffen. Het enige dat je kent zijn biologielessen van een biologielerares die zei: ‘iedere vagina is als een bloem.’ De droom is ‘seks is mooi en de vrouw moet begeerd worden’, terwijl de werkelijkheid er niet uitziet als de plaatjes en je vol met je gezicht erin moet gaan hangen. Succes knul.”
Welk doel wil je met stand-up bereiken?
“Groei en ontwikkeling zijn voor mij het voornaamste. Maar het zou fijn zijn als ik er straks mijn geld mee kan verdienen, bijvoorbeeld via een impresariaat of via losse betaalde klussen. De hoop is dat mensen die ertoe doen mij zien. Het is hartstikke leuk als Adje van de bar naast me komt staan en zegt: ‘He, dat doe je best leuk’, maar ik moet ook gewoon de huur betalen.”
Was je een vaste klant van het Comedy theater in de Nes?
“Ik stond daar drie keer per maand tijdens de open mic, een open podium avond. En er waren er per maand vier, dus ik kwam er vaak. Ik vind het heel jammer dat het is gesloten. Betaalde klussen krijgen binnen stand-up is lastig genoeg. Amsterdam zit vol met stand-up comedians, waardoor drie keer per week op een open podium staan in deze stad onmogelijk is. Met het vertrek van het theater is die drukte erger geworden. Je komt een comedycafé binnen en er zitten vijf mensen te wachten tot er nog een gaatje vrijkomt.”
Er heeft nog nooit een vrouw de Culture Comedy Award gewonnen en je bent de enige vrouwelijke halvefinalist. Ben je daar mee bezig?
“Er doen meer mannen aan stand-up comedy. Ik denk dat maar tien procent een vrouw is. Maar ik heb me altijd tegen het idee gekeerd dat vrouwen niet welkom zijn in de comedywereld. Veel comedians interesseert het geen flikker. Bovendien krijg ik gelukkig steeds vaker de reactie: ‘Fijn, een vrouw op het podium.’ Vrouwen hebben misschien iets te veel zelfreflectie om zomaar het podium op te klimmen. Ze mogen wel iets vaker ‘fuck it’ denken en het gewoon doen.”