Twee jaar geleden werden in de nachtbus naar Amstelveen twee jongens in elkaar geslagen. Vrijdag stond de verdachte terecht voor de politierechtbank in Amsterdam.
De officier van justitie zet een televisie aan.
Te zien is de binnenkant van een bus bij nacht. Jong uitgaansvolk zit en staat verspreid in het voertuig. Achterin zitten twee jongens. Een ervan drukt voortdurend op de stopknop, waardoor de bus bij elke halte stopt. Een andere passagier ergert zich eraan en zegt er wat van. Het tweetal valt hem aan. Andere busreizigers komen tussenbeide en halen ze uit elkaar.
In de rechtszaal is het stil. Gespannen kijken de aanwezigen naar de beelden op het scherm. Een volgende scène begint.
Dezelfde bus, even na de vechtpartij. Te zien is hoe de twee jongens achterin hun jas uittrekken. Ze lopen richting een andere jongen die bij de uitgang staat. Als de deuren van de bus opengaan, geeft een van de twee hem een kopstoot. Het slachtoffer tuimelt naar buiten, de sneeuw in. De mannen springen er achteraan en verdwijnen uit beeld.
De officier van justitie zet de televisie uit.
Zongebruind
“U heeft deze beelden zelf aangevraagd”, zegt hij terwijl hij zich richt tot verdachte K. “Waarom?”
K. draagt een witte Ralph Laurenblouse. Met zijn rechterhand voelt hij aan zijn zongebruinde, gladgeschoren gezicht. K. (24) is de jongen die in de nacht van 3 februari 2013 de kopstoot uitdeelde. Vandaag staat hij terecht voor geweldpleging bij de politierechter in Amsterdam. Zijn handlanger is niet geïdentificeerd.
“Omdat er een aanleiding was voor het feit dat ik zo boos werd.”
De rechter kijkt hem vragend aan. “Wat gebeurde er dan volgens u?”
“Wat u niet ziet, is dat ik eerder van het slachtoffer een elleboogstoot kreeg. Na de eerste vechtpartij schold hij mijn moeder uit. En mijn moeder is me heilig.”
De rechter fronst haar wenkbrauwen. “Dat kunnen we inderdaad niet uit de beelden opmaken. Wat wel duidelijk te zien is, is dat u en uw handlanger beginnen met vechten. Daarnaast: rechtvaardigen die twee dingen alles wat er is gebeurd?”
Hij buigt zijn hoofd. “Nee, ik schrik er zelf ook van.”
K. is niet de enige die schrikt. De moeder van het tweede slachtoffer slaakt bij het zien van de kopstoot een kreet. Haar negentienjarige zoon – grijze capachontrui, korte bruine krullen– zit er zichtbaar gespannen bij. Ook hij heeft de beelden niet eerder teruggezien. Schuin achter hen zit de vader van de verdachte. Hij wendt zijn blik af en staart uit het raam. Het eerste slachtoffer is niet aanwezig.
In shock
De rechter schetst op basis van ooggetuigenverslagen wat zich vervolgens buiten het zicht van de camera’s afspeelt. Het slachtoffer valt op de grond, de bus uit. De verdachten blijven hem schoppen en slaan. Telkens als hij op probeert op te staan, krijgt hij weer klappen. “Pas als een meisje begint te schreeuwen, houden ze op. Zij treft het slachtoffer vervolgens in shock aan.”
De rechter somt op: lichte hersenschudding, moeite met eten in de weken erna, scheurtje in neusbrug, verzwikte enkel, verscheurde T-shirt en jas. “En psychische schade. Niet alleen voor het slachtoffer zelf, maar ook voor zijn ouders. Hij vindt het vreselijk voor hen dat ze zich zo’n zorgen moeten maken.”
“Volgens ooggetuigen maakte u een dronken indruk”, gaat de rechter verder.
“Ik was uitgeweest, ja.”
“U bent al eerder met justitie in aanraking geweest. Onder meer voor alcohol in het verkeer. Wildplassen, samenscholingsverbod, overlast – meneer, wat gebeurt er met u als u drinkt?”
“Niets, normaal gesproken word ik heel gezellig.”
Vordering
De rechter geeft het woord aan de officier van justitie. Zijn eis is 120 uur werkstraf, waarvan de helft voorwaardelijk. Het slachtoffer heeft een vordering ingediend van 700 euro voor de geleden materiële en immateriële schade. “En dat ondersteun ik volledig.”
Zijn advocaat verzoekt 70 uur werkstraf met de helft voorwaardelijk. “U ziet aan mijn cliënt dat de beelden die vandaag getoond zijn hem wel degelijk raken. Ik blijf bij het standpunt dat ook hij klappen heeft gekregen, al praat dat niet goed wat er daarna is gebeurd.” Hij stopt even. “Met betrekking tot de schadevergoeding, daar zullen we volledig aan voldoen.”
„Goed,” spreekt de rechter, “ik acht het bewezen dat u de twee slachtoffers heeft mishandeld.” Het vonnis is een werkstraf van 70 uur. “Maar ik leg u ook een voorwaardelijke gevangenisstraf op van twee weken, om aan te geven hoe ernstig ik het vergrijp vind. Verder wijs ik de vordering van het slachtoffer geheel toe. Meneer K., wilt u zelf nog iets kwijt?”
K. richt zich op. “Ik heb er spijt van. En eh,” pauze, “ik bied mijn excuses aan.”
“Dan sluit ik hierbij de zitting.”
K. pakt zijn jas, staat op en loopt de zaal uit. Zijn vader loopt achter hem aan. Het slachtoffer en zijn moeder kijken hen na. De advocaat pakt zijn spullen. Voor hij de zaal verlaat, knikt hij ze toe. „Sterkte”, zegt hij. De moeder kijkt op. „Dankuwel.”