“Kom op, even doorfietsen jongen,” zegt schipper Gerrie Stuut (31), terwijl hij uit het raam van de stuurhut naar de Buiksloterweg tuurt. Het is tien uur ’s avonds en hij zit op een hoge, zwarte stuurstoel achter een lessenaar met ingebouwde scheepsapparatuur. Zodra het achterste wiel van de laatste fietser over de klep is heengereden, haalt Stuut hem omhoog. Daarna zet hij zijn voeten tegen de onderkant van de lessenaar. Hij duwt zijn zwarte stuurstoel, die via een rails tussen de twee kanten van de stuurhut kan bewegen, naar de lessenaar aan de overkant, zodat hij uitkijkt over het Centraal Station.
Of toesnellende mensen aan wal nog aan boord mogen als de klok is teruggelopen, hangt van de tijd en de situatie op het water af. “Als ik jou ’s nachts heel snel aan zie komen fietsen, wacht ik gerust nog even op je,” zegt medeschipper Pierre van den Ing (54). “Maar ’s morgens wacht je tijdens de drukte nergens op. Je krijgt dan wel eens een middelvinger naar je toegeworpen. Ons motto is: een mens is nooit te laat voor de pont, maar altijd te vroeg voor de volgende.”
Stuut en Van den Ing zijn geen vaste nachtdienstmedewerkers. “Dat rouleert tussen ongeveer vijftig schippers. Eens in de twee tot drie maanden heb je nachtdienst. De schippers wisselen elkaar achter het stuur tot zes uur in de ochtend om het uur af. “We staan ’s nachts altijd met zijn tweeën voor elkaars veiligheid. Om elkaar wakker te houden en omdat twee paar ogen soms nodig zijn, zoals bij mistig weer,” legt Van den Ing uit.
“Mensen vragen altijd: ‘Dat is toch saai, altijd dezelfde route varen?’. Maar dat vinden wij absoluut niet,” zegt Stuut. “De ene keer vaar je naar de Buiksloterweg, de andere keer naar de NDSM-werf.”
“En je hebt de makkelijkste lading natuurlijk, want mensen gaan zelf aan en van boord,” vult Van den Ing lachend aan.
“’s Nachts zijn we wel meer op ons hoede. Er stapt toch ander volk op. Rond drie uur komen drugsdealers en dronken mensen aan boord, vooral in het weekend. Een paar weken geleden kreeg een collega nog een bierfles naar zijn hoofd gegooid, omdat vier gasten niet van boord wilden gaan,” vertelt Stuut.
“Je kunt de pont niet zonder bestuurder achterlaten, dus er kan maar een schipper naar beneden lopen als er iets gebeurt. Maar je redt het niet in je eentje als er honderd man staat.” Stuut laat een apparaatje zien met twee knoppen erop. “Wij kunnen de rechterknop indrukken en hebben dan direct contact met de controlekamer van de OV-Zorg. Zij beslissen of de politie of een andere instantie ingeschakeld moet worden.”
“We hebben wel eens meegemaakt dat vijf mannen met elkaar op de vuist gingen. Wij hebben de boot toen langzamer laten varen, zodat de politie bij aankomst aan de overkant klaarstond.”
Rond elf uur staan er nog ongeveer tachtig mensen op de kade te wachten, vier uur later zijn dat er nog maar twee. De drukte tijdens het spitsuur is de afgelopen jaren een groot punt van discussie geweest. Zo wordt er al lange tijd nagedacht over een brug voor fietsers en voetgangers vanaf Centraal Station naar Amsterdam-Noord. “Ik weet niet zo goed hoe ze dat voor zich zien. Hij moet minstens 15 meter hoog worden,” zegt Van den Ing.
“Nog hoger,” zegt Stuut vanachter het roer. “Maar met het Eye en straks de A’DAM-Toren aan de overkant, blijven de pontjes voorlopig nodig.”
Na een uur of drie begint loopt het aantal mensen langzaam weer op. De eerste arbeiders en de laatste dronkaards stappen samen op de pont. “Eenmaal thuis drink ik nog een borrel voordat ik naar bed ga. En morgenavond begint het heen-en-weer opnieuw.”