Negentig meldingen van ouderenmishandeling kwamen er vorig jaar binnen bij het Steunpunt Huiselijk Geweld Amsterdam. Psychische mishandeling – beledigen, pesten, bedreigen – kwam het meest voor. Maatschappelijk werker Nina: “Ik ben de eerste die slachtoffers spreken na jarenlang worstelen.”
“Hallo. U spreekt met Nina Bergsma van het Steunpunt Huiselijk Geweld Amsterdam.”
Ze laat een korte pauze vallen.
“Bel ik gelegen?”
De vrouw antwoordt instemmend.
“Wij hebben uw melding doorgekregen van de politie en willen u graag hulp aanbieden.
Heeft u daar behoefte aan?”
In een klein, wit kantoortje in Amsterdam komen mishandelde ouderen voor het eerst in telefonisch contact met een hulpverlener. Er zitten drie medewerkers aan een eigen bureau. Verder staan er een paar kamerplanten en een rekje met informatiefolders. Een computer en telefoon, veel meer hebben ze hier niet nodig om dagelijks tientallen slachtoffers van huiselijk geweld te helpen.
Slachtoffers bellen vaak nadat ze al meerdere keren de moed bijeen probeerden te rapen. Misschien hebben ze al eerder de telefoon twijfelend in de hand gehad, maar haakten ze toch keer op keer af. Is de pleger nu echt te ver gegaan? Of durven ze om een andere reden nu wel te bellen?
De drempel over
Hier horen ze eindelijk de stem van iemand die ze gaat helpen. Iemand die luistert naar hun verhaal en probeert een einde te maken aan de situatie waar ze al lang in zitten, zich voor schamen of niet uit durven te komen. Eindelijk stappen ze de drempel over en bellen ze het Steunpunt Huiselijk Geweld Amsterdam.
“Voor iemand belt, zijn vaak al veel momenten van mishandeling aan vooraf gegaan. Ik ben me ervan bewust dat ik de eerste ben die slachtoffers spreken na jarenlang worstelen.” Nina Bergsma (27) werkt al ruim een jaar bij het steunpunt.
Om dit werk te doen, studeerde Nina de hbo-opleiding Sociaal pedagogische hulpverlening (sph). Nu helpt ze slachtoffers van huiselijk geweld door telefonisch advies te geven, een traject met ze op te starten of ze in ernstige gevallen te laten opvangen. Zorgbehoevende ouderen die slachtoffer zijn van mishandeling kunnen eventueel naar één van de noodbedden in verzorgingshuizen.
Nina helpt niet alleen ouderen. Ze krijgt ook telefoontjes over partnergeweld, kindermishandeling, eergerelateerd geweld, huwelijksdwang, en kind-oudermishandeling. “Op drukke dagen kan het oplopen tot wel twaalf telefoontjes per persoon. En we zitten hier vaak met z’n vieren.”
Openhartige gesprekken
Ze houdt van haar werk. Vooral van de afwisseling en hoe snel je soms moet schakelen. “Ik vind het wel jammer dat de interactie met mensen vaak kortstondig is: twintig tot dertig minuten. Toch verbaast het me dat je in die korte tijd en via de telefoon echt contact met iemand kan hebben. Veel gesprekken zijn openhartig, omdat het denk ik drempelverlagend is om in je eigen, veilige omgeving alleen een stem van een ander te horen. Dat is een voordeel van deze manier van hulpverlenen.”
Bij het steunpunt werden vorig jaar 90 gevallen van ouderenmishandeling gemeld. 65 vrouwelijke slachtoffers, 25 mannelijke. Dat lijkt veel, maar is weinig in verhouding met de naar schatting 200.000 ouderen die jaarlijks in Nederland mishandeld worden. Het aantal meldingen is sinds 2010 wel gestegen. Mogelijk door de actie van de overheid ‘Ouderen in veilige handen’ en de bijbehorende campagne.
Ruim een kwart van de meldingen van ouderenmishandeling in 2013 betrof lichamelijke mishandeling. Denk aan het slaan, schoppen of vastbinden van een oudere. Maar ook andere vormen van mishandeling worden meegerekend. De helft van de meldingen was van psychische mishandeling. Ouderen die bijvoorbeeld gepest, getreiterd, bedreigd of beledigd worden. Ook komt financiële uitbuiting, verwaarlozing (lichamelijk en psychisch) en seksueel misbruik voor.
De telefoon rinkelt. Het is de politie. Naast de telefoontjes van of over slachtoffers die hier binnenkomen, geeft de politie dagelijks rond de 25 meldingen door. “Wij helpen de politie om slachtoffers van huiselijk geweld passende hulp te bieden,” zegt Nina. Het betreft een vrouw in wiens gezin stelselmatig sprake is van geweld. Een bijkomend probleem: haar kinderen zijn hier getuige van. Nina belt haar meteen op.
De vrouw wil inderdaad graag hulp. Maar haar man, de pleger, is hier nog niet van op de hoogte. Nina spreekt met de vrouw af aan een hulptraject te beginnen, in samenwerking met de GGD. Woensdag is het eerste gesprek. Aan de hand daarvan wordt een plan van aanpak opgesteld en gekeken hoe het huiselijk geweld het beste onderbroken kan worden. Er komt onder andere iemand de thuissituatie en de veiligheid van de leefomgeving inschatten.
Meldingen van ouderenmishandeling gaan vaak anders: ze komen meestal via een buitenstaander binnen. “Een verzorger, huisarts, kind of buur belt met zijn of haar zorgen en vraagt om hulp.” De oudere maakt bijvoorbeeld een onrustige, teruggetrokken of angstige indruk of ziet er onverzorgd uit. Of ze ontdekten blauwe plekken, hoorden geschreeuw of merkten een onverklaarbaar geldtekort op.
Witte rozenactie
“Van deze signalen proberen we mensen bewust te maken,” vertelt Saskia van Rumt, voorlichtingsmedewerker van het steunpunt, in een andere kamer. Ze laat een kaartje zien waarop twee rijtjes staan: ‘signalen bij de oudere’ en ‘signalen bij de pleger’. “Deze hebben we vorige week uitgedeeld in het kader van de Internationale dag bestrijding ouderenmishandeling. We gaven er een witte roos bij, symbolisch voor hoop, respect, vriendschap en een nieuw begin.”
Voor het derde jaar op rij vraagt het steunpunt op deze manier aandacht voor ouderenmishandeling. “Veel mensen hadden wel iemand aan wie ze de signalenkaart wilden laten zien.” Op de achterkant van het rood-witte kaartje staat een stappenplan om te volgen bij ouderenmishandeling, voor het geval iemand een ‘niet pluisgevoel’ heeft:
1. Breng signalen in kaart.
2. Overleg met een familielid, vriend, collega of expert en raadpleeg het Steunpunt Huiselijk Geweld Amsterdam.
3. Praat met betrokkenen.
4. Weeg aard, ernst en risico.
5. Organiseer hulp en/of meld bij het Steunpunt Huiselijk Geweld Amsterdam.
Bij ouderenmishandeling vindt Saskia het extra lastig dat het vaak mensen zijn die dicht bij het slachtoffer staan: een partner, kind of ander familielid. “Ouderen zijn vaak bang dat ze alleen achterblijven als ze iets aan de mishandeling doen, vinden het klikken of zijn afhankelijk van de pleger. Een oudere vrouw die mishandeld wordt door haar dochter kan denken: als ik aangifte doe, wie haalt dan straks boodschappen voor me?”
Ook Nina noemt ouderenmishandeling één van de moeilijkste dingen aan haar werk. “Het zijn vaak ingewikkelde zaken, waarin de oudere ook afhankelijk is van de pleger. En het slachtoffer ontkent regelmatig. Het is moeilijk in te schatten of de negatieve kanten van de relatie tussen de oudere en de pleger de positieve aspecten overheersen.”
Ze herinnert zich nog een geval van ouderenmishandeling waarin dit aan de orde was. “Een verpleegster belde. In haar verpleeghuis was kortgeleden een oudere dame opgenomen. Ze had helemaal niemand meer: geen familieleden, geen vrienden. Alleen met haar oude buren onderhield ze nog contact. Zij regelden ook haar financiën. Een kennis van de vrouw had de verpleegster verteld dat ze het zaakje niet vertrouwde. Een groot deel van haar erfenis zou altijd naar een goed doel gaan. Dat was de wens van de vrouw. Opeens ging dit naar die buren. Dat vond ze vreemd. Zeker nu de vrouw steeds vergeetachtiger werd. En toen het steunpunt vervolgens adviseerde een neutrale buitenstaander de financiën over te nemen, stemden de buren hier niet mee in.”
Nina overlegde deze casus intern, onder andere met één van de vier netwerkcoördinatoren van het steunpunt, die gespecialiseerd is in ouderenmishandeling. Het leek haar ook niet goed dat al het contact met de buren verbroken werd. “Dat was het enige contact dat die vrouw nog had met de buitenwereld. Anders zou ze niemand meer hebben om op terug te vallen. Het was een lastige situatie.”
Time-out
Heel soms belt er ook een geweldpleger naar het steunpunt. “Het komt niet vaak voor, vandaar dat ik me die gevallen vaak wel herinner.” Nina sprak eens een man die zijn vrouw had geslagen en merkte dat dezelfde woede steeds weer boven kwam. “Hij wilde écht niet dat het nog een keer zou gebeuren. Dat zie je wel vaker, dat plegers het eigenlijk zelf helemaal niet willen, maar gewoon wanhopig zijn.” Nina gaf hem de tip een time-out in te lassen. Om even weg te gaan of een tijdje afstand te nemen, als je het gevoel hebt dat het escaleert.
Deze tip helpt helaas niet altijd bij ouderenmishandeling. “Vaak is er sprake van ontspoorde mantelzorg: een mantelzorger kan de druk van zijn eigen leven, gezin, baan, verplichtingen en de tijdrovende zorg voor zijn familielid niet aan, waardoor ongewenst gedrag ontstaat.” Volgens Nina werkt een time-out in zo’n situatie minder goed. “Zorg moet altijd doorgaan. Iemand kan moeilijk een week niet bij zijn hulpbehoevende ouder komen om even rust te nemen. Misschien is er dus iemand anders die even wil gaan als degene niet lekker in zijn vel zit? Vaak is dat echter niet mogelijk. Dan moeten er andere oplossingen gezocht worden.”
Intussen gaan Nina’s collega’s door met het helpen van Amsterdammers die slachtoffer zijn geworden van huiselijk geweld. Eén van hen vraagt door de telefoon over wat voor soort mishandeling het gaat. “Geestelijk, fysiek of iets anders?” Ze schrijft het antwoord op. Het gesprek gaat verder. Het werk houdt hier nooit op.